Met de val van het communisme (1989) stortte er meer in dan een stel onderdrukte staten en een politiek dogma. Het wegvallen van al die regimes die zich door hun revolutionaire verleden zo nauw met elkaar verbonden voelden, betekende de teloorgang van een al tweehonderd jaar gekoesterde belofte van radicale verandering.
In de nasleep van de Franse Revolutie en dankzij het toegenomen vertrouwen na de machtsgreep van Lenin in 1917 is marxistisch links altijd nauw verbonden gebleven met de gedachte dat een socialistische toekomst het kapitalistische heden niet alleen zou, maar zelfs móést gaan vervangen.
Lang nadat de voorspellingen van Marx hun betekenis hadden verloren, bleven niet alleen communisten, maar ook de sociaaldemocraten vasthouden aan hun trouw aan de Meester. Die loyaliteit bood het in de democratische arena functionerende links een vocabulaire en een reeks doctrinaire principes om op terug te vallen, maar ontnam diezelfde stroming zijn praktische politieke antwoorden op wezenlijke maatschappelijke veranderingen.
Gedurende de ineenstorting en de Depressie van de jaren dertig in de vorige eeuw, weigerden veel socialisten oplossingen voor de crisis aan te dragen of zelfs maar te bediscussiëren. Net als ouderwetse bankiers en neoklassieke economen waren ze van mening dat het kapitalisme wetten kende waar geen enkele beweging in mogelijk was en dat het dus geen zin had om te proberen de uitwerking daarvan te beïnvloeden.
De politiek ging in de ogen van de socialisten niet om rechten of rechtvaardigheid, maar om klasse, uitbuiting en productievormen. Hierdoor bleven zowel socialisten als sociaaldemocraten tot de laatste snik onderworpen aan de kernpunten van het socialistisch denken van de negentiende eeuw. Dit overblijfsel bood een kader waarbinnen iedereen die zichzelf sociaaldemocraat noemde zijn beleid kon plaatsen, terwijl hij zich dan toch onderscheidde van zelfs de meest hervormingsgezinde liberaal of christendemocraat.
Met de ineenstorting van het communisme viel een hele reeks aan doctrines uiteen die links meer dan een eeuw lang bijeen had gehouden.
Hoe persvers de Russische versie ook was, de plotselinge en totale verdwijning ervan kon niet anders dan een ontwrichtende invloed hebben op alle zich sociaaldemocratisch noemende partijen en bewegingen. Voor links is door het wegvallen van een historisch onderbouwd verhaal een gat gevallen en is slechts politiek overgebleven: de politiek van de belangen, de politiek van de afgunst en de politiek van de herverkiezing. Zonder idealisme wordt de politiek echter teruggebracht tot een soort sociaal boekhouden.
Democratisch links heeft zichzelf altijd gepresenteerd als een redelijk alternatief voor revolutionair socialisme. Sociaaldemocratie was daardoor inherent schizofreen. Terwijl het vol vertrouwen naar een betere toekomst marcheerde, keek het steeds zenuwachtig over de linkerschouder. "Wij zijn niet autoritair" leek het te willen zeggen, " wij zijn voor vrijheid en tegen onderdrukking, wij zijn democraten die in gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en een gereguleerde markt geloven".
Deze defensieve houding was te begrijpen zolang het primaire doel van de sociaaldemocraten was om kiezers ervan te overtuigen dat ze een respectabele radicale keus binnen het liberale bestel vormden, maar die retoriek is uitgewerkt. Het probleem is vandaag de dag niet meer het beleid dat de sociaaldemocratie voorstaat, maar hun uitgeputte taal.
Bron: www.creditexpo.nl