De Nederlandse banken hebben de laatste jaren hun kapitaalbuffers versterkt. Vier jaar geleden werd er nog van uitgegaan dat de grootbanken extra kapitaal nodig zouden hebben om de minimumnormen uit het Bazel akkoord te halen. Dat is niet langer het geval, op basis van de situatie ultimo 2020 blijken banken al in staat te zijn om te voldoen aan de eisen van het finale Bazelse akkoord. De nieuwe berekeningen zijn gemaakt nu de Europese Commissie dit najaar voorstellen zal publiceren om de wereldwijd afgesproken regels voor banken in Europa te implementeren.
Na de financiële crisis in 2008-09 zijn in het oorspronkelijke Bazel 3 akkoord mondiale afspraken gemaakt over de hoeveelheid kapitaal die banken moeten aanhouden. Banken zijn daardoor beter in staat om verliezen op te vangen. De Covid-19 crisis heeft de baten van goede kapitaalbuffers duidelijk aangetoond: mede dankzij deze buffers zijn de banken namelijk in staat geweest om de economie te blijven ondersteunen. Op dit moment zijn echter nog niet alle internationale afspraken in Europa ingevoerd. Eind 2017 is namelijk besloten tot verdere hervormingen van de kapitaalseisen van banken, die bekend staan als “finaal Bazel 3”. De Europese Commissie zal dit najaar voorstellen publiceren voor de Europese implementatie van dit akkoord.
Nieuwe afspraken over berekening ‘risicogewogen activa’ (RWA’s)
De nadruk in het finaal Bazel 3 akkoord ligt op de wijze waarop banken hun zogenoemde ‘risico-gewogen activa’ (RWA) berekenen. Banken moeten kapitaal aanhouden tegenover de leningen die ze verstrekken, zoals een hypotheek of bedrijfskrediet. Als een lening niet wordt terugbetaald, kunnen banken dit verlies opvangen zonder in de problemen te komen. Kapitaal bestaat onder meer uit de door de bank ingehouden winsten of vermogen dat is opgehaald door de uitgifte van aandelen. Hoeveel kapitaal nodig is hangt af van het risico van de lening. Banken hebben twee manieren om dit risico vast te stellen. Ten eerste kan dit door een standaardbenadering te gebruiken, waarbij het risico op de lening in regelgeving is voorgeschreven. Deze standaardbenadering schrijft voor dat banken relatief minder kapitaal aan hoeven te houden voor een veiligere hypotheek, dan voor een bedrijfslening die risicovoller is. Ten tweede kunnen banken interne modellen gebruiken om de risico’s op de leningen in te schatten. Banken met interne modellen schatten de risicowegingen op basis van historische data. De leningen staan als activa op de balans van de bank, en omdat deze risico-gewogen zijn worden ze ‘risico-gewogen activa’ genoemd. Het berekenen van deze RWA is belangrijk, omdat deze bepalend is voor de hoeveelheid kapitaal die de bank moet aanhouden. De RWA wordt namelijk gebruikt om de kapitaalratio’s van banken vast te stellen door het kapitaal van de bank (de teller) te delen door de RWA (de noemer).
Nieuwe afspraken over berekening ‘risicogewogen activa’ (RWA’s)
Het gebruik van interne modellen door banken leidt er meestal toe dat banken minder kapitaal hoeven aan te houden dan onder de standaardbenadering. Er is echter gebleken dat interne modellen voor bijvoorbeeld vergelijkbare portfolio’s leningen tot grote verschillen leidden in de RWA. Dit heeft het vertrouwen in de RWA’s geschaad en geleid tot een ongelijker speelveld tussen banken. Finaal Bazel 3 heeft als doel om ongegronde verschillen tussen RWA’s in te perken.
In finaal Bazel 3 zijn grofweg vier onderdelen voor hervormingen afgesproken. Ten eerste mag de totale RWA op basis van interne modellen niet lager zijn dan 72,5% van de RWA conform de standaardbenadering. In feite wordt er dus een grens van 27,5% gesteld aan het maximale voordeel wat een bank kan halen door het gebruik van interne modellen ten opzicht van de standaardbenadering. Deze grens staat ook wel bekend als de ‘output floor’. Ten tweede brengt finaal Bazel 3 grote veranderingen aan in de manier waarop banken hun kredietrisico’s berekenen. Voor de standaardbenadering zijn de risicowegingen fijnmaziger op de risico’s afgestemd. Daarnaast zijn interne modellen duidelijker gereguleerd, bijvoorbeeld door deze niet meer voor alle blootstellingen toe te staan. Ten derde mogen banken de kapitaalvereisten voor operationeel risico (zoals fraude en datalekken) niet meer met interne modellen ramen, maar uitsluitend met één standaardbenadering. Tot slot mogen banken enkel nog standaardmethodes gebruiken om de kapitaalseisen te berekenen voor verliezen op derivatencontracten die kunnen ontstaan door een verslechterde kredietwaardigheid van de tegenpartij.
Het Nederlands bankwezen heeft zich voorbereid
De impact van finaal Bazel 3 op Nederlandse banken is aanzienlijk, maar alle Nederlandse banken kunnen aan de hogere eisen voldoen. In 2017 becijferden de Nederlandse banken nog dat zij samen circa EUR 14 miljard extra kapitaal nodig zouden hebben om aan Bazel 3 te voldoen. Sindsdien is de situatie verbeterd. Van een kapitaaltekort bij een onverkorte implementatie van Bazel is geen sprake meer, zelfs als rekening wordt gehouden met diverse ontwikkelingen, zoals een exit uit de Covid-19 crisismaatregelen. Nieuwe berekeningen voor de situatie per ultimo 2020 laten niet langer een kapitaaltekort zien. Volgens deze berekeningen ligt het kapitaalniveau EUR 12-15 miljard boven wat vereist wordt onder finaal Bazel 3. Dit biedt ruimte om de verdere gevolgen van de Covid-19 crisis op te vangen, of te voldoen aan (eventueel) aanvullende eisen in de toekomst.
Deze cijfers laten dus zien dat het Nederlandse bankwezen zich al heeft voorbereid en nu al ruim aan de extra kapitaalseisen voldoet die het Bazel Akkoord stelt. Dit is goed nieuws voor het Nederlandse bankwezen. De ECB heeft daarbij recent ook berekend dat de economische voordelen van implementatie van finaal Bazel 3 positief zijn.
De Europese implementatie van finaal Bazel 3 zou als sluitstuk van het prudentiële raamwerk de belangrijkste resterende risico’s van de financiële crisis uit 2008-09 adresseren. Het is van groot belang dat de EU de lessen uit de financiële crisis onverkort implementeert en mondiale afspraken honoreert. DNB hecht sterk aan internationale standaarden, omdat deze een race to the bottom tussen regio’s voorkomen, die ten koste zou gaan van de financiële stabiliteit. Onverkorte implementatie is bovendien een krachtig signaal dat Europese banken sterk staan en aan deze mondiale standaarden kunnen voldoen. Recent nog heeft DNB daarom in een gezamenlijk positiepaper met het Ministerie van Financiën steun uitgesproken voor de Europese implementatie van finaal Bazel 3.
Bron: DNB