In de noordelijke provincies werd in verhouding aan minder bedrijfsvestigingen steun verleend dan in het westen en zuidoosten van Nederland. Ruim de helft van de vestigingen in Groot-Amsterdam en Zuid-Limburg maakten gebruik van minimaal één regeling (53 procent). Het laagst was dit aandeel in de regio Delfzijl en omgeving (34 procent). Enkele gemeenten in Limburg waar relatief veel bedrijfsvestigingen gebruik maken van de steunregelingen zijn Vaals, Maastricht, Roermond en Valkenburg aan de Geul (allen rond de 60 procent). In Amsterdam gebruikte 55 procent van de bedrijfsvestigingen een of meerdere steunmaatregel. Vooral bedrijven in horeca, overige dienstverlening en cultuursector in zwaar weer.
Vooral bedrijven in de horeca, overige persoonlijke dienstverlening
(zoals kappers en schoonheidssalons) en de cultuursector ontvingen steun in de vorm van NOW-I, TOGS of uitstel van belastingbetaling. Dit zijn drie omvangrijke regelingen uit het eerste noodpakket. In de overige bedrijfstakken werd aanzienlijk minder gebruik gemaakt van een van deze drie steunmaatregelen. In regio’s met een relatief hoog aandeel horecavestigingen zoals Zeeland, Limburg en Amsterdam werd relatief vaker een beroep gedaan op de regelingen. In sommige andere regio’s met relatief veel horeca, zoals Drenthe en Fryslân, wordt relatief weinig gebruik gemaakt van de regelingen.
Helft bedrijven met steun had tweede kwartaal meer dan 25 procent omzetdaling
Van alle bedrijven met 2 tot 250 werkzame personen die onder het eerste noodpakket gebruik maakten van TOGS, NOW-I of uitstel van belastingbetaling, had de helft het tweede kwartaal van 2020 een omzetdaling van 25 procent of meer ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Voor één op de vijf bedrijven met steun bedroeg de omzetkrimp 5 tot 25 procent. Bij sommige bedrijven met steun bleef de omzet ongeveer gelijk en bij ruim één op de vijf was er sprake van een omzetstijging van 5 procent of meer. Onder bedrijven zonder een van de drie genoemde financiële regelingen had 40 procent een omzetkrimp van 5 procent of meer.
Bedrijven kunnen gebruik maken van een steunmaatregel en toch de omzet zien stijgen. Voor uitstel van belastingbetaling doet de verwachte omzetontwikkeling niet ter zake. Voor TOGS en NOW-I is vooraf een inschatting van de toekomstige omzetkrimp gemaakt. Na 2020 wordt bepaald of de toegekende steun (volledig) terecht was. Gegeven de voorwaarden van TOGS en NOW-1 met betrekking tot omzetverlies, kan niet worden geconcludeerd dat bedrijven met een omzetstijging in het tweede kwartaal van 2020 ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019, onterecht steun hebben ontvangen.
Helft bedrijven met steun had tweede kwartaal meer dan 25 procent omzetdaling
Van alle bedrijven met 2 tot 250 werkzame personen die onder het eerste noodpakket gebruik maakten van TOGS, NOW-I of uitstel van belastingbetaling, had de helft het tweede kwartaal van 2020 een omzetdaling van 25 procent of meer ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Voor één op de vijf bedrijven met steun bedroeg de omzetkrimp 5 tot 25 procent. Bij sommige bedrijven met steun bleef de omzet ongeveer gelijk en bij ruim één op de vijf was er sprake van een omzetstijging van 5 procent of meer. Onder bedrijven zonder een van de drie genoemde financiële regelingen had 40 procent een omzetkrimp van 5 procent of meer.
Bedrijven kunnen gebruik maken van een steunmaatregel en toch de omzet zien stijgen. Voor uitstel van belastingbetaling doet de verwachte omzetontwikkeling niet ter zake. Voor TOGS en NOW-I is vooraf een inschatting van de toekomstige omzetkrimp gemaakt. Na 2020 wordt bepaald of de toegekende steun (volledig) terecht was. Gegeven de voorwaarden van TOGS en NOW-1 met betrekking tot omzetverlies, kan niet worden geconcludeerd dat bedrijven met een omzetstijging in het tweede kwartaal van 2020 ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019, onterecht steun hebben ontvangen.