Het aantal werknemers met een tijdelijk contract groeide de afgelopen jaren flink, van 16% in 2003 naar 27% in 2017. De vraag is waarom werkgevers vaker dit soort contracten gaven. Vaak gesuggereerde oorzaken zijn de ongunstige economie in de crisisjaren en de werkgeverslasten bij langdurende ziekte. De SCP-publicatie “Tijdelijk werk geven” die vandaag verschijnt, laat zien dat beide een bijdrage leverden, maar slechts een deel van de groei verklaren.
Werkgevers moeten een ziek personeelslid maximaal twee jaar doorbetalen. Recente instroom van een personeelslid in de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA) lijkt alleen kleine tot middelgrote werkgevers zonder verzekering tegen de kosten van loondoorbetaling bij ziekte voorzichtiger te maken met het bieden van een vast contract.
Nieuw personeel krijgt vaker én langer een tijdelijk contract
De groei van tijdelijk werk is de optelsom van twee veranderingen. Ten eerste krijgt nieuw personeel vaker dan rond de eeuwwisseling een tijdelijk contract bij indiensttreding. Ten tweede houden nieuwe medewerkers langer dan vroeger een tijdelijk dienstverband. In 2012-2014 hadden alleen werknemers die drie jaar of langer bij hun huidige werkgever werkten bijna net zo vaak een vaste positie als hun tegenhangers uit 2000-2002.
Deze publicatie richt zich op mogelijke verklaringen voor de groei van tijdelijke contracten bij indiensttreding.
Tijdelijke contracten kunnen kosten werkgevers beperken
Tijdelijke contracten bieden werkgevers in een aantal situaties financiële voordelen. Bijvoorbeeld als ze onzeker zijn over hun toekomstige behoefte aan personeel: niet-verlengen van tijdelijke contracten is goedkoper dan vast personeel ontslaan. Ook kunnen werkgevers de kosten van langdurende ziekte met tijdelijke contracten beperken. Werkgevers moeten een langdurig ziek personeelslid maximaal twee jaar doorbetalen. Door eerst een tijdelijk contract te bieden, kunnen ze de gezondheid van nieuwe krachten langer aankijken en hen er eventueel op selecteren.
Onderzocht is in hoeverre eigen ervaring van werkgevers met beide situaties de groei van tijdelijk werk verklaart.
Ongunstige economie leverde matige bijdrage aan groei
Bedrijven geven nieuw personeel vaker een tijdelijk contract bij indiensttreding als de regionale economische groei in hun bedrijfstak afneemt, zij bezig zijn met inkrimping van het personeelsbestand of het werkloosheidspercentage in hun regio stijgt. Deze drie factoren bij elkaar verklaren ongeveer een kwart van de totale groei in het percentage tijdelijke contracten bij indiensttreding.
Ervaring met langdurende ziektegevallen lijkt uit te maken voor beperkte groep werkgevers
Er was alleen bekend of werkgevers ervaring hadden met langdurende ziektegevallen waar instroom in de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA) op volgde. Zulke ziektegevallen lijken alleen invloed te hebben op kleine tot middelgrote werkgevers (5-99 werknemers) zonder verzekering tegen de kosten van loondoorbetaling bij ziekte.
Als deze werkgevers twee jaar ervoor instroom van een personeelslid in de WIA hadden gehad, dan gaven zij vervolgens 95% van hun net aangenomen krachten een tijdelijk dienstverband. Hadden zij die ervaring niet, dan kreeg een kleiner deel, 84%, van de nieuwe medewerkers een tijdelijk contract. Omdat maar zo’n 17% van alle werknemers in Nederland bij een kleine of middelgrote werkgever zonder verzekering werkt, heeft eigen ervaring van werkgevers met de verplichtingen bij langdurende ziekte het aantal tijdelijke contracten vermoedelijk beperkt vergroot.
Het SCP heeft een studie uitgevoerd naar de bijdrage van de ongunstige economie en langdurende ziektegevallen aan de groei van tijdelijke contracten bij indiensttreding. De cijfers lopen van 2002 tot en met 2014. Het onderzoek was verkennend van aard, omdat alleen langdurende ziektegevallen bekend waren waar instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen (WIA) op volgde.
Bron: SCP