Het aandeel vrouwen onder de meest verdienende werknemers in grote ondernemingen en andere organisaties neemt de laatste jaren gestaag toe. In 2017 bestond de top van de loonlijst van organisaties met minimaal 500 werknemersbanen voor ruim 20 procent uit vrouwen. In 2010 was dat nog 15,0 procent. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS op verzoek van vragen uit de media.
Er is geen algemeen erkende definitie van het begrip topverdiener. Voor dit onderzoek heeft het CBS gekeken naar de 0,2 procent best betaalde banen binnen private en publieke organisaties, op basis van het jaarloon. Voor die banen is vastgesteld of ze werden vervuld door een man of een vrouw. Daarbij zijn alleen organisaties met minimaal 500 werknemersbanen onderzocht, de zogenoemde ‘500-plusorganisaties’. Het idee is dat hiermee de toonaangevende mensen binnen de grotere organisaties zijn geselecteerd.
Zo berekend telde Nederland in 2017 bijna 6 600 topverdieners. Het aantal vrouwen hieronder nam in zeven jaar tijd toe, terwijl het aantal mannen wat afnam.
Ruim helft banen bij 500-plusorganisaties bezet door vrouw
In 2017 waren nagenoeg evenveel vrouwen als mannen werknemer. Van de 8,1 miljoen werknemersbanen werd in 2017 ruim 47 procent bezet door een vrouw. In 2010 was dit maar een fractie minder. Bij de 500-plusorganisaties werd in 2017 van alle banen zelfs iets meer dan de helft ingenomen door een vrouw. Ook dit was in 2010 al zo. Terwijl het aandeel vrouwen op de werkvloer dus vrijwel gelijk bleef, steeg het percentage vrouwen onder de topverdieners in deze periode zoals gezegd wel substantieel (van 15,0 naar 20,4).
Meer vrouwelijke topverdieners in bedrijfstakken met veel vrouwen
Het aandeel vrouwen onder de topverdieners loopt op met het aandeel vrouwelijke werknemers bij de 500-plusorganisaties. Een bedrijfstak met een van de hoogste percentages vrouwelijke topverdieners is dan ook de zorg. In 2017 bezetten vrouwen hier 84 procent van de banen en 30 procent van de best betaalde banen.
Met 34 procent lag het aandeel vrouwelijke topverdieners bij 500-plusorganisaties in de overige dienstverlening nog iets hoger, terwijl vrouwen hier maar 57 procent van de werkvloer uitmaken. Onder de overige dienstverlening vallen activiteiten van belangenverenigingen, reparatie van computers en andere consumentenartikelen, en andere activiteiten op het gebied van persoonlijke dienstverlening die niet elders zijn ingedeeld. Met een aandeel vrouwelijke topverdieners van een kwart hadden ook organisaties in het onderwijs en de bedrijfstak verhuur en overige zakelijke dienstverlening naar verhouding vrij veel vrouwen bovenaan de loonlijst.
De bouw is de bedrijfstak met de minste vrouwen per werknemersbaan. Hier is ook het kleinste percentage vrouwen onder de topverdieners te vinden. In verhouding tot het aantal vrouwen op de werkvloer is het aandeel vrouwelijke topverdieners het kleinst in de horeca en de financiële dienstverlening. In beide bedrijfstakken was in 2017 niet meer dan 12 procent aan de top van de loonlijst vrouw, terwijl in de financiële dienstverlening 46 procent van de banen bezet werd door een vrouw en in de horeca zelfs 57 procent.
Meer vrouwen onder jongere topverdieners
In 2017 was 64 procent van de van de topverdieners bij 500-plusorganisaties 50+. Bijna 29 procent van de topverdieners was tussen de 40 en de 50 jaar en nog geen 7 procent tussen de 30 en de 40 jaar. Slechts een kleine fractie (0,5 procent) was jonger dan 30 jaar.
Onder de 50-plussers bij de 500-plusorganisaties is iets minder dan de helft (48 procent) vrouw. In de lagere leeftijdscategorieën is iets meer dan de helft vrouw. Niet alleen zijn er naar verhouding meer vrouwen onder de jongere werknemers, ook het aandeel vrouwelijke topverdieners is er hoger. Onder de topverdieners van 30 tot 40 jaar was 26,3 procent vrouw. Onder die van 40 tot 50 jaar was 25,7 procent vrouw en onder de 50-plussers 17,2 procent.
Minder dan een kwart van de vrouwen heeft een voltijdbaan
Onder de topverdieners bij 500-plusorganisaties werkte in 2017 bijna iedereen (98 procent) gemiddeld meer dan 35 uur per week. Een wekelijkse arbeidsduur van minimaal 35 uur is een gebruikelijk criterium om te spreken van een voltijdbaan. Hieraan moet worden toegevoegd dat de topverdieners zijn geselecteerd op basis van het jaarloon, en niet het uurloon. Het ligt daarom wel voor de hand dat de voltijders onder de topverdieners veruit in de meerderheid zijn.
Over de hele werkvloer van 500-plusorganisaties bezien is het aandeel voltijders veel kleiner dan onder de topverdieners, vooral bij vrouwen. In 2017 had 23 procent van de vrouwen bij 500-plusorganisaties een voltijdbaan, tegen 68 procent van de mannen. Van alle voltijders bij 500-plusorganisaties is 26 procent vrouw. Gemiddeld over alle organisaties ligt dit op 23 procent.
Andere factoren die mogelijk een relatie hebben met het bereiken van de hoogste salarissen binnen een organisatie zijn voor dit artikel niet onderzocht. Ook is niet gekeken naar de reden waarom mannen en vrouwen al dan niet in voltijd werken. Meer publicaties over de verschillen tussen mannen en vrouwen ten aanzien van (onder meer) betaald werk zijn ophanden. Eind november publiceert het CBS de tweejaarlijkse Monitor loonverschillen mannen en vrouwen, 2016 (voorheen Gelijk loon voor gelijk werk?). Op 14 december publiceert het CBS samen met het SCP de tweejaarlijkse Emancipatiemonitor.
Bron: CBS