De plannen voor Prinsjesdag zijn officieel nog niet bekend, maar voor de koopkracht gaat het waarschijnlijk om een fikse impuls van gemiddeld 2000 euro per huishouden. Vooral als een dergelijk bedrag naar lage inkomens gaat, kan dit de verwachte recessie grotendeels verzachten.Slecht gemikt kan een hogere staatsschuld tegen een hogere rente alles zijn wat overblijft.
We schreven eerder dat het koopkrachtverlies de economie richting een recessie duwt. Een flink deel van de consumenten houdt simpelweg nauwelijks meer geldover om te besteden. Vooral de laagste inkomens zullen hard geraakt worden. Zij besteden immers een groter deel van hun budget aan de energierekening. Omdat vooral de prijzen van energie hard oplopen, is hun inflatie hoger dan die van de hoogste inkomens.
In de koopkrachtplaatjes komt dit onvoldoende tot uitdrukking, waarschuwde het CPB – maar deze waarschuwing kon gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Zij werken namelijk met hetzelfde inflatiecijfer voor iedereen. Dit is de standaardaanpak, maar vereist wel voorzichtige interpretatie. Als voor alle groepen eenzelfde ontwikkeling geschat wordt, zal dit in de praktijk voor lagere inkomens procenten slechter uitpakken en voor hogere inkomens procenten gunstiger.
Het kabinet is ook bezorgd en media zijn er inmiddels van overtuigd dat het kabinet flink de portemonnee trekt op Prinsjesdag. Het bedrag dat nu circuleert is 15 miljard tot 16 miljard euro. De details zijn nog niet bekend. Het pakket kan straks beoordeeld worden op de rechtvaardigheid, maar ook op twee belangrijke economische punten: kan het pakket een recessie voorkomen en wat is het effect op de schatkist?Daar blikken we op vooruit.
Per huishouden wordt er bijna 2000 euro uitgetrokken (15 miljard euro gedeeld door 8 miljoen huishoudens). In verhouding tot de economie is het bedrag fors: het is een kleine twee procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is van een dusdanige omvang dat het de milde recessie die we nu verwachten in principe moet kunnen neutraliseren.
Of dat zo uitpakt, hangt mede af van de verdeling van het geld. Geld dat naar lage inkomens gaat, zal vrijwel geheel in de economie terecht komen. Hoe lager het inkomen, hoe meer geldhuishoudens bij de huidige prijzen tekortkomen. Extra geld zullen ze dus direct uitgeven. Hogere inkomens houden vaak wat geld over aan het einde van de maand. Ze hebben bovendien extra spaargeld opgebouwd tijdens de coronajaren.
Toen kwam er zo’n 80 miljard euro (gemiddeld 10.000 euro per huishouden) op de bankrekeningen van huishoudens terecht. Naar schatting zo’n 70% daarvan (56 miljard euro) kwam terecht bij huishoudens die hiervoor ook al meer spaargeld hadden. Zonder compensatie zouden huishoudens met een hoger inkomen naar verwachting interen op hun buffers. Dit kan al volstaan om hun consumptie grotendeels op peil te houden.
Om het economische effect van een koopkrachtpakket zo sterk mogelijk te maken, zou dus het meeste geld naar de huishoudens in de onderste helft van de inkomensverdeling moeten. Theoretisch kan de aanpak zijn om vooral de vier miljoen huishoudens met een jaarinkomen tot zo’n 60.000 euro te compenseren.Als zij bijvoorbeeld gemiddeld 2500 euro netto zouden ontvangen, zou dat voor hen een koopkrachtklapper zijn. En het totaalbedrag van 10 miljard euro zou de verwachte recessie dan grotendeels ongedaan maken, omdat vrijwel al het geld weer in de economie uitgegeven zou worden. Dit betekent ook dat dan de belastinginkomsten meer op peil blijven en de uitkeringen minder oplopen. Naarmate het pakket meer is gericht op lage inkomens zullen de nettokosten voor de schatkist zullen lager zijn.
Er resteert in dit gedachten experiment ‘slechts’ 1250-1500 euro per huishouden voor de hogere inkomens. Economisch gezien zou een dergelijk bedrag – met toch nog een prijskaartje van 5 tot 6 miljard euro, weinig opleveren. Het geld zou de bankrekeningen van deze huishoudens stutten, in plaats van in de economie terecht komen. Dat impliceert dat er veel minder via de belastingen weer in de schatkist terugvloeit. Vanuit zowel de economie als de schatkist gezien is steun aan hogere inkomens dus onaantrekkelijk.
Het grote steunpakket kan overigens welde inflatie verder aanjagen. De ECB verwacht dat veel Europese landen steunpakketten zullen uitrollen. De ECB is, zoals we gisteren zagen, vast van plan die inflatie vervolgens te beteugelen door extra de rente te verhogen. Daarmee neutraliseert de ECB op een termijn van een tot twee jaar de extra economische groei weer. Nog onbekend is in welke mate er dekking is voor de koopkracht steun. Als er slechts beperkte belastingverhogingen tegenover staan, zal de steun dus ten laste van de schatkist gaan. Op langere termijn verhoogt het pakket dan de schuld van de overheid en indirect ook de rente die er over die schuld betaald wordt. Dat laatste geldt overigens vooral als alle landen hun burgers flink financieel ondersteunen.
Tot dusverre lijkt de economische impact en het effect op de schatkist overigens geen belangrijk onderdeel van de politieke afwegingen. De koopkrachtplaatjes zijn dat wel. Dat is gegeven de grote problemen voor huishoudens met een laag inkomen zeer begrijpelijk. Iedereen zal straks goed kijken naar de koopkrachtplaatjes. We kennen die nog niet, maar willen wel benadrukken dat een leeswijzer vooraf nodig is. Koopkrachtplaatjes schilderen voor lage inkomens een te rooskleurig beeld, omdat ze uitgaan van de gemiddelde inflatie voor iedereen, zoals we hierboven uitleggen.
Gerichte steun is dus niet alleen nodig vanwege het ‘echte’ – nu scheve – koopkrachtbeeld, maar helpt ook de bedrijven en de economie vooruit en voorkomt een onnodig groot beslag op de schatkist.
Bron: ING