Nederlandse bedrijven die gaan exporteren worden productiever. De nieuwe inzichten die ze ermee opdoen vertalen ze in product- en procesverbeteringen. Gemiddeld worden exporterende bedrijven op deze manier 4 procent productiever. Dit blijkt uit de nieuwste Internationaliseringsmonitor van het CBS.
Ook van importeren leren bedrijven, bijvoorbeeld doordat zij in contact komen met leveranciers van halffabricaten die beter passen in het productieproces. Dit leereffect is 2,2 procent voor Nederlandse bedrijven. Met andere woorden: bedrijven worden 2,2 procent productiever door te importeren. Hoe meer bedrijven kunnen produceren met dezelfde hoeveelheid werk en productiemiddelen, des te hoger is de productiviteit. Dit leereffect bij bedrijven die zowel importeren als exporteren (zogeheten two-way trade of tweerichtingshandel) is net zo groot als bij bedrijven die alleen exporteren.
Aanzienlijke verschillen tussen sectoren
Niet iedere bedrijfstak kent deze leereffecten. Zo zijn er geen duidelijke leereffecten van internationaal handelen in onder andere de textielindustrie. In andere sectoren, zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie, zijn die leereffecten juist relatief groot, zowel voor importeurs als voor exporteurs en two-way traders.
Exporteurs zijn sowieso productiever
Nederlandse exporteurs zijn over het algemeen 32 procent productiever dan bedrijven die niet exporteren. Niet elk verschil in productiviteit tussen bedrijven wordt hierbij veroorzaakt doordat ze wel of niet exporteren, ook andere bedrijfskenmerken spelen een rol. Het grootbedrijf is gemiddeld 51 procent productiever dan het zelfstandig midden- en kleinbedrijf. Ook in andere landen is dat zo. Nederlandse multinationals zijn 32 procent productiever dan bedrijven onder Nederlandse zeggenschap en innovatieve bedrijven zijn 28 procent productiever dan bedrijven die geen geld steken in vernieuwing. Ook blijken bedrijven die aanhoudend exporteren productiever dan bedrijven die dat af en toe doen, terwijl die op hun beurt weer productiever zijn dan bedrijven die helemaal niet aan uitvoer doen.
Deze productiviteitsverschillen hangen met elkaar samen. Dat wil zeggen dat een exporteur ook vaak innovatief is of tot het grootbedrijf hoort. Dit maakt het identificeren van de productiviteitstoename die uitsluitend ontstaat door te exporteren erg lastig.
Daarnaast heeft onderzoek aangetoond dat tussen productiviteit en internationaal handelen sprake is van tweerichtingsverkeer. Dat wil zeggen dat bedrijven niet alleen productiever worden door te importeren of te exporteren, maar ook dat de productievere bedrijven eerder in staat zijn om de stap over de grens te zetten. Om te beginnen met exporteren of importeren is nu eenmaal vaak een aanzienlijke startinvestering nodig en loopt het bedrijf risico’s. Dit kunnen alleen de productievere bedrijven zich veroorloven.
Zodra er dus rekening gehouden wordt met andere factoren die exporteurs productiever maken en de richting van het verband tussen productiviteit en exporteren dan valt nog steeds zo’n 4 procent productiviteitstoename terug te leiden naar het exporteren.
Internationaliseringsmonitor over productiviteit
Productiviteit is een van de belangrijkste factoren voor economisch succes en welvaart. Hoe productiever bedrijven zijn, hoe meer waarde ze kunnen toevoegen aan de economie van een land. In de Internationaliseringsmonitor wordt productiviteit niet alleen beschouwd voor heel Nederland, maar wordt ook gekeken naar groepen bedrijven. Daarnaast wordt de relatie tussen productiviteit, globalisering en innovatie verder onderzocht.
Bron: CBR