Op 16 maart aanstaande verloopt voor de lidstaten van de Europese Unie de termijn waarbinnen zij de richtlijn 2011/7/EU (de tweede richtlijn ter bestrijding van betalingsachterstanden) in de nationale wetgeving kunnen implementeren.
Vanaf dat moment kunnen ingezetenen dan wel in de EU gevestigde bedrijven een rechtstreeks beroep doen op deze richtlijn, voor zover er niet in omzetting naar nationale wetgeving is voorzien. In deze bijdrage staan we stil bij de belangrijkste regelgeving uit de Richtlijn 2011/7.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de richtlijn het meest ingrijpend is richting overheidsinstanties. Met het van kracht worden van de richtlijn dienen overheidsinstanties voor de goederen en diensten die zij verwerven binnen 30 dagen te betalen. Slechts bij hoge uitzondering mogen zij binnen 60 dagen gaan betalen.
Handelstransacties tussen ondernemingen moeten binnen 60 dagen na factuurdatum betaald worden, tenzij nadrukkelijk anders overeengekomen is en deze voorwaarden billijk zijn ten opzichte van de crediteur. Aangezien de gemiddelde betaaltermijn in Nederland nog binnen de 60 dagen ligt (om en nabij de 43 dagen) valt te betwijfelen of deze bepaling voor Nederland een vooruitgang is.
Met betrekking tot rente en kosten is de richtlijn enerzijds heel duidelijk, maar anderzijds laten de artikelen ook de nodige ruimte voor interpretatie. Zo stelt de richtlijn duidelijk dat ondernemingen automatisch het recht hebben om rente in rekening te brengen voor betalingsachterstanden. Daarnaast bestaat het recht op minimaal 40 euro compensatie voor incassokosten. Ze kunnen tevens compensatie eisen voor alle overige billijke incassokosten. Hoe in dat licht billijk geïnterpreteerd moet worden, zal nog moeten blijken. De Nederlandse verantwoordelijke minister heeft destijds in de aanloop naar de Wet Incasso Kosten gezegd dat in B2B 15% over de hoofdsom hem niet onredelijk voorkomt. Maar of dat stand houdt binnen het Europese geheel moet nog blijken.
Het statutaire rentetarief is verhoogd tot minimaal 8% boven het rentetarief van de Europese Centrale Bank. Overheidsinstanties mogen sowieso geen lager rentetarief afspreken dan deze drempel.
Bedrijven kunnen zeer onbillijke voorwaarden en praktijken eerder voorleggen aan de nationale rechtbanken. Het is nu nog niet goed in te schatten of bedrijven in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van een grote afnemer die weg zullen bewandelen, maar die kans is niet groot.
De lidstaten worden verplicht de rentetarieven voor betalingsachterstanden openbaar te maken. Uiteraard mogen lidstaten alleen maar in het geval van gunstigere regelingen voor de crediteur afwijken van deze richtlijn.
Voor de overheden zijn de nieuwe regels bindend. Voor bedrijven niet. Bedrijven kunnen contractueel afwijken en zijn niet verplicht maatregelen te nemen. Duidelijk is wel dat de positie van bedrijven ten opzichte van overheden beter geregeld is. Hoe de praktijk bij bedrijven onderling eruit gaat zien, zal erg afhangen van de invulling die de lidstaat er binnen de kaders van de richtlijn aan geven.