De bouwnijverheid slaagt er steeds beter in om de werkgelegenheid uit te breiden. In 2018 is de arbeidscapaciteit met ongeveer 4% toegenomen, wat duidelijk uitgaat boven de groei van de werkgelegenheid in de totale economie. Desondanks loopt de spanning nog steeds op en ook de komende twee jaar zal de arbeidscapaciteit sterk moeten toenemen om aan de vraag naar bouwactiviteiten te kunnen voldoen. Op middellange termijn vlakt de groei van de vraag af en komt het aanbod vanuit de opleidingen juist meer op gang. Op lange termijn kan technologische ontwikkeling de vereiste arbeidsvraag significant beperken, zodat meer productie met minder mensen kan worden gerealiseerd.
Dit concludeert het EIB in de zojuist verschenen studie “Trends op de bouwarbeidsmarkt 2018-2023” (PDF, 80 pagina’s).
Succes op de bouwarbeidsmarkt
In 2018 jaar nam de werkgelegenheid in de bouwnijverheid toe met 17.000 arbeidsjaren, een groei van ongeveer 4%. Naast het opvangen van een verlies aan arbeidscapaciteit door pensioen en arbeidsongeschiktheid is de bouwsector er dit jaar dus ook in geslaagd om een stevige uitbreiding van de werkgelegenheid te realiseren. Het succes op de bouwarbeidsmarkt is een combinatie van meer instroom in de sector en een duidelijke beperking van de uitstroom. Er dienen zich meer nieuwe mensen aan en bestaand personeel wordt steeds beter vastgehouden.
Spanning loopt verder op
Ondanks de gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid is de spanning op de bouwarbeidsmarkt verder toegenomen. De vacaturegraad bleef het hele jaar oplopen, na een ook al sterke stijging in 2017. Ook aan de ontwikkeling van de orderboeken is duidelijk af te lezen dat het aanbod vanuit de bouwsector de zeer sterke groei van de vraag naar bouwactiviteiten maar nauwelijks kan bijbenen. Het gevolg is oplopende wachttijden voor de klanten van de bouw.
Dit beeld zal de komende twee jaar naar verwachting aanhouden. De productie en de werkgelegenheid in de bouw blijven stevig groeien, maar het blijft een grote opgave om aan de vraag te kunnen voldoen. Daarbij zal minder dan in de afgelopen twee jaar kunnen worden geprofiteerd van terugkerend bouwpersoneel uit andere sectoren en ook vanuit de werkloosheid is nauwelijks nog arbeidscapaciteit te mobiliseren. De instroom in de opleidingen zit wel weer in de lift, maar het kost tijd om via dit kanaal een effectieve groei van de productiecapaciteit te realiseren. De verwachting is dan ook dat de spanning op de bouwarbeidsmarkt op korte termijn nog verder oploopt.
Op middellange termijn vlakt de groei af en komt het aanbod vanuit de opleidingen juist op stoom. In de periode 2019-2023 zal de bouw 36.000 extra arbeidskrachten moeten aantrekken, terwijl er ook nog 58.000 arbeidskrachten moeten worden vervangen. Het zwaartepunt van de uitbreiding ligt in 2019 en 2020, daarna vlakt de werkgelegenheidsgroei sterk af.
Technologie: geen drastische kostenverlagingen, wel belangrijke beperking arbeidsvraag
In de studie wordt ook aandacht besteed aan technologische ontwikkelingen zoals prefabricage, standaardisatie, digitalisering en robotisering. Hoewel het gaat om een eerste globale verkenning, dienen zich toch al twee vrij robuuste conclusies aan. De eerste is dat kostenreducties van tientallen procenten op sommige onderdelen van de productie weliswaar niet onmogelijk lijken, maar dat dit op het niveau van de totale bouwproductie niet mogelijk is. Het zal al zeer forse inspanningen vereisen om een reductie van de totale bouwkosten met 10% te realiseren. Als dit potentieel kan worden gerealiseerd dan levert het wel forse welvaartswinsten op voor de samenleving. Aangezien de kostenreducties vooral bestaan uit minder arbeidsinzet, is de arbeidsbesparing relatief duidelijk omvangrijker dan die van de totale kostenbesparing.
Bron: EIB