Schuldhulpverleners willen graag een wettelijk moratorium tijdens het minnelijke traject in de schuldhulpverlening. De politiek staat zeker niet onwelwillend tegenover dat verzoek. Wat is het alternatief?
Op 10 september aanstaande praat de Tweede Kamer met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jetta Klijnsma over haar wetsvoorstel van een Wettelijk kader voor de minnelijke schuldhulpverlening. Klijnsma wil met deze wet de kwaliteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening verbeteren. De belangrijkste elementen uit het wetsvoorstel zijn:
- de wachtlijst voor een intakegesprek zou maximaal 4 weken mogen zijn
- voorkomen moet worden dat individuele rechtsmaatregelen van schuldeisers de totstandkoming van een minnelijke schuldhulpregeling frustreren
- er moeten goede standaardafspraken worden gemaakt die het vertrouwen van schuldeisers in de minnelijke schuldsanering versterken
- het kabinet denkt aan een verplichting voor schuldenaren die zich tot de schuldhulpverlening wenden om mee te werken aan het stabilisatietraject
Eén van de doelen van de komende wettelijke regeling is dus dat schuldeisers het traject van de minnelijke schuldhulpverlening niet meer kunnen frustreren.
Volgens de staatssecretaris kan dat in de vorm van een moratorium (wettelijke afkoelingsperiode) maar zij houdt ook de mogelijkheden open voor andere initiatieven die dezelfde uitwerking hebben.
Wij kennen al het moratorium bij de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en bij een aantal bijzondere gevallen in het minnelijke traject (dreigende huisuitzetting, energieafsluiting of royement van de zorgverzekering). In die laatste gevallen is er nog wel een rechterlijke toetsing.
Vanuit de schuldhulpverleners is er een grote roep om te komen tot een moratorium in het minnelijk traject. Meerdere deskundigen hebben de staatssecretaris ook geadviseerd om deze stap te nemen. De roep is ingegeven door enerzijds de stagnatie en lange wachtlijsten aan de kant van de schuldhulpverlening en anderzijds het ongeduld bij schuldeisers, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders. Incassobureaus en gerechtsdeurwaarders worden het verwijt gemaakt dat de commerciële motieven van die partijen en voor zorgen dat de gewenste rust in sommige gevallen niet tot stand komt.
Als gerechtsdeurwaarders zien wij wel dat er een probleem is, maar dat probleem wordt niet opgelost met een moratorium. Ondanks alle aandacht in de afgelopen jaren voor de minnelijke schuldhulpverlening en het vele geld wat al in allerlei projecten is gestoken, lopen de wachtlijsten nog steeds op, worden te weinig mensen geholpen en nemen de frustraties bij schuldeisers, schuldenaren en incassopartijen toe.
In plaats dat flink wordt ingegrepen in de schuldhulpverlening en eisen worden gesteld, dreigen schuldeisers de dupe worden van de wanorde. Een uitbreiding van het moratorium zal de verhaalsposities van schuldeisers danig schaden. Het zou ook erg vreemd zijn dat zonder enige rechterlijke toetsing de rechten van de schuldeiser door een schuldhulpverlener terzijde geschoven kunnen worden. Zoals gezegd, wij zien wel dat er een probleem is en hebben de oproep van de staatssecretaris om te komen met een alternatief met beide handen aangegrepen.
In de afgelopen maanden heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) met veel partijen gesproken en is aan de hand van die gesprekken tot de conclusie gekomen dat een elektronische uitwisseling van gegevens met schuldhulpverleners een goed uitgangspunt is voor een werkbare afkoelingsperiode in het minnelijke traject. Hierbij is een nadrukkelijke rol weggelegd voor de gerechtsdeurwaarders. Immers, door onze ambtelijke handelingen als het afgeven van dagvaardingen of het leggen van beslagen leggen wij een grote druk op het traject van de minnelijke schuldhulp.
Wat houdt het voorstel in grote lijnen in? Wanneer er goede en concrete afspraken komen over wachtlijsten, doorlooptijden, een register, communicatie en resultaten, onderneemt de gerechtsdeurwaarder geen kostenverhogende activiteiten tegen de schuldenaar tijdens het minnelijke traject. Uitsluitend na een schriftelijke opdracht van de schuldeiser kan de gerechtsdeurwaarder een ambtelijke handeling richting de betreffende schuldenaar uitoefenen. Het is namelijk zo dat de wet de gerechtsdeurwaarder verplicht ministerie te verlenen aan een opdrachtgever en afspraken tussen de gerechtsdeurwaarders en schuldhulpverleners kunnen die ministerieplicht niet in de weg staan.
Zonodig kan de schuldenaar naar de rechter stappen om te laten toetsen of bijvoorbeeld een beslaglegging terecht is. In het voorstel verplichten de schuldhulpverleners om zich te conformeren aan de afgesproken termijnen en de schuldeisers op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Voldoet men hier niet aan, dan staan het de gerechtsdeurwaarder en schuldeiser vrij om actie te ondernemen richting de schuldenaar.
Wij denken dat met dit voorstel de gewenste rust wordt gecreëerd zonder dat rechten van schuldeisers aan de kant worden geschoven. Daarnaast wordt de schuldhulpverlening gedwongen orde op zaken te brengen.
De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer toegezegd goed naar ons alternatief te kijken. Haar voorkeur gaat uit naar convenanten tussen schuldeisers en gemeenten.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft de staatssecretaris echter al laten weten daar niets in te zien en voorstander te zijn van een wettelijk moratorium in het minnelijke traject. Schuldeisers: let op uw zaek!
Dit initiatief is één van de vele onderwerpen die momenteel spelen in de gerechtsdeurwaardersbranche. Op de aankomende Credit Expo op woensdag 4 november in Rotterdam wil ik u daar graag over bijpraten. En….reageren mag altijd!
Bron: creditexpo.nl