De Nederlandse economie staat er gunstiger voor dan een half jaar geleden, maar de verbetering is fragiel. Het bbp krimpt in 2009 met 4,0%. Het herstel is gematigd met een groei van respectievelijk 0,7% in 2010 en 1,2% in 2011, zo blijkt uit de ramingen voor de Nederlandse economie die de Nederlandsche Bank twee keer per jaar publiceert. Dit is wel een beter groeibeeld dan in de vorige raming. In juni werd nog uitgegaan van een bbp-terugval in zowel 2009 als 2010, nu neemt het bbp in 2010 naar verwachting beperkt toe.
De motor achter het minder sombere beeld voor Nederland is de uitvoer, die nu al aantrekt. Het groeibeeld voor alle belangrijke Nederlandse handelspartners is namelijk verbeterd. Gedurende 2010 komt daar de particuliere consumptie bij, en in 2011 volgen de bedrijfs- en de woninginvesteringen. De werkgelegenheid zal de komende twee jaar krimpen, waardoor de werkloosheid oploopt naar ruim 6,5 % in 2011 (noot 1). Deze stijging is minder sterk dan eerder werd voorzien. De inflatie blijft de komende twee jaar onder 1%, mede door de dalende loongroei.
Of het herstel in de ontwikkelde wereld echt doorzet, is een grote onzekerheid in de raming. De huidige opleving steunt in belangrijke mate op tijdelijke factoren, zoals stimulerende overheidsmaatregelen en monetaire impulsen. Bovendien is het sterke wereldhandelsherstel deels een inhaalslag doordat de mondiale vraag in alle onzekerheid rond de financiële crisis ver was weggevallen. In de komende jaren zullen de oplopende werkloosheid en gehavende private vermogens de groei van de particuliere consumptie in veel landen afremmen. Bovendien hebben de overheden en de financiële sector nog belangrijke aanpassingsprocessen voor de boeg.
Door de zwakke ontwikkeling van de Nederlandse bestedingen loopt ook de vraag naar krediet van bedrijven de komende twee jaar verder terug. De zakelijke kredietgroei kan daardoor negatief worden. Als het economisch herstel doorzet, kunnen aanbodfactoren de kredietgroei gaan afremmen. Banken hebben hun kredietvoorwaarden aangescherpt, omdat de kredietrisico's van huishoudens en bedrijven zijn toegenomen. Daarnaast kan de kredietruimte afnemen doordat banken hun balansen moeten blijven saneren.
Bron: De Nederlandse Bank