De Nederlandse economie krimpt dit jaar met 0,8 procent. In 2014 volgt bij ongewijzigd beleid een bescheiden groei van 0,5 procent.
Onder invloed van een gunstiger internationaal economisch beeld trekt de economische groei in 2015 aan tot 1,1 procent. Dat blijkt uit de nieuwe halfjaarlijkse ramingen van DNB, die vandaag zijn gepubliceerd.
De Nederlandse economie zit in zwaar weer. De economische groei is dit jaar opnieuw negatief. Hoewel de huidige recessie aanzienlijk milder is dan die van 2008-2009,daalt het beschikbaar inkomen van huishoudens, gecorrigeerd voor de inflatie, nu veel sterker dan destijds. Om door deze ‘zure appel’ te bijten, maken huishoudens uitzonderlijk veel gebruik van hun besparingen, zodat de bestedingen nog enigszins op peil kunnen blijven. Het zit Nederland conjunctureel weliswaar tegen, structureel zijn er wel degelijk lichtpuntjes, zoals een sterke concurrentiepositie en een internationaal vergeleken hoge participatiegraad.
Zowel huishoudens, banken, pensioenfondsen als de overheid pogen hun verslechterde financiële balansen te repareren. Hierdoor heeft de economie veel moeite om uit de laagconjunctuur te komen. Gedurende de gehele ramingsperiode 2013-2015 produceert de Nederlandse economie ver onder het niveau dat normaal gesproken haalbaar is. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de werkgelegenheid, die in 2013 fors krimpt. Mede hierdoor loopt de werkloosheid scherp op en bereikt halverwege volgend jaar het hoogste punt met 7,2 procent van de beroepsbevolking.
Vooral dit jaar kampt de Nederlandse economie nog met tegenvallende internationale ontwikkelingen. De relevante wereldhandel groeit in 2012 en 2013 met slechts 1 procent per jaar; beduidend minder dan het langjarig gemiddelde van 4,5 procent. In 2014 is die wereldhandelsgroei weer haalbaar, om in 2015 nog wat toe te nemen. Dit verwachte, langzaam maar zeker aantrekkende internationale herstel heeft meerdere achtergronden, zoals de stabielere financiële markten, de economische convergentie in het eurogebied en de gunstige groeivooruitzichten in Duitsland en de Verenigde Staten.
Zonder aanvullend beleid loopt het EMU-tekort op, van 3,5 procent in 2013 tot 3,9 procent bbp in 2014. Ook het structurele begrotingstekort, dat het feitelijke begrotingstekort corrigeert voor incidentele en conjuncturele vertekeningen, verslechtert in 2014. Om het tekort in 2014 terug te brengen naar 3,0 procent bbp is een ombuiging nodig van 6 à 8 mrd. Dat bedrag is ook voldoende om de verslechtering van het structurele saldo ongedaan te maken.
Een dergelijk ombuigingspakket zorgt er tevens voor dat de overheidsschuld na 2014 niet verder toeneemt. Zonder extra maatregelen ligt een stijging van de overheidsschuld in het verschiet van 75,3 procent bbp in 2014 naar 76,1 procent in 2015. Met het genoemde ombuigingspakket kan de schuldquote de komende twee jaar vrijwel stabiel op 75 procent bbp blijven.
Bron: DNB