De resultaten van het Nederlandse bankwezen kenden in 2011 een lichte terugval ten opzichte van het in 2010 ingezette herstel.

Oplopende kredietverliezen kwamen tot uiting in fors hogere getroffen voorzieningen. Daartegenover stonden besparingen van operationele kosten, waardoor de houdbaarheid van de winstgevendheid werd verbeterd. De kapitaalbuffers bleven ongeveer gelijk.

De nettowinst van de Nederlandse bankensector kwam in 2011 uit op EUR 7,8 miljard en was daarmee EUR 1,1 miljard (13%) lager dan in 2010. Het rendement op eigen vermogen kwam uit op 6,3%, één procentpunt lager dan in het jaar daarvoor en vergelijkbaar met het gemiddelde binnen de eurozone. Dit resultaat is beter dan tijdens de jaren 2008 en 2009, maar ligt onder het niveau van voor de crisis.

De baten toonden een lichte stijging die grotendeels wordt verklaard door incidentele baten als gevolg van de afbouw van activiteiten.

Ook de kosten namen toe. Hier is het patroon echter gunstiger, doordat het bankwezen de operationele kosten met EUR 1,2 miljard heeft weten terug te brengen. Hierdoor is de houdbaarheid van de winstgevendheid verbeterd. Daar staan wel oplopende kredietverliezen tegenover. Per saldo leidde dit tot een kostenstijging van EUR 1,5 miljard.
De oplopende kredietverliezen kwamen tot uiting in hogere getroffen voorzieningen die stegen van EUR 7,2 miljard in 2010 tot EUR 10 miljard in 2011. De kredietverliezen werden voor een belangrijk deel veroorzaakt door verliezen op perifere uitzettingen en op commercieel vastgoed. Deze getroffen voorzieningen zijn fors, maar nog steeds lager dan in 2009 toen er voor EUR 13,6 miljard voorzieningen werd getroffen.

De netto rentebaten in 2011 waren vergelijkbaar met die van 2010 en bleven daarmee boven het langjarig gemiddelde. De Nederlandse bancaire sector is vooral actief op het gebied van traditionele bankactiviteiten zoals kredietverlening aan particulieren en het bedrijfsleven. Rentebaten zijn daardoor de belangrijkste inkomstenbron voor de sector. Sinds de crisis is het aandeel van de rentebaten in de totale baten toegenomen.

De leverage-ratio – de verhouding tussen balanstotaal en eigen vermogen – kwam eind 2011 uit op 4,3% en bleef daarmee vrijwel onveranderd ten opzichte van het niveau van de twee voorafgaande jaren. Banken hebben hun leverage-ratio tussen 2007 en 2009 snel weten te verbeteren door hun activa terug te brengen en tegelijkertijd hun kapitaalniveaus te verhogen. Na 2009 hebben zij dit niet door weten te zetten. De voornaamste oorzaak hiervan is het uitblijven van substantiële bufferopbouw. De kapitaalbuffers van Nederlandse banken bleven in 2011 ongeveer gelijk; de core tier 1 ratio en de tier 1 ratio kwamen uit op respectievelijk 9,6% en 11,9% tegenover respectievelijk 9,6% en 11,8% in 2010. Het balanstotaal van de sector bedroeg ultimo 2011 ruim EUR 2.800 miljard.

 

Bron: DNB