De sterk gestegen energieprijzen krijgen op macroniveau vooralsnog beperkt vat op de winstgevendheid van bedrijven. Zelfs in een extreem scenario blijven de negatieve gevolgen te overzien. Slechts een aantal sectoren, zoals de metaal en de chemie, worden relatief hard geraakt. Mede daarom is er geen directe aanleiding voor generieke overheidscompensatie van de hogere energiekosten voor bedrijven.
Dit blijkt uit een analyse van DNB, waarin meerdere scenario’s zijn ontwikkeld om de gevolgen van de gestegen energieprijzen voor de bedrijfswinsten nauwkeurig in kaart te brengen.
Scenario’s zijn gebaseerd op aannames
In de DNB analyse wordt uitgegaan van meerdere aannames. Zo wordt aangenomen dat bedrijven niet in staat zijn om gestegen energiekosten door te berekenen aan klanten, of niet in staat zijn om energiebesparingsmaatregelen te treffen. Deze aannames zorgen voor een grotere impact van energieprijsstijgingen op de winstgevendheid van bedrijven.
Anderzijds bevat de analyse ook elementen die de impact op de winstgevendheid verkleinen. Zo worden geen indirecte kostenstijgingen meegenomen in de analyse, terwijl veel half-afgewerkte goederen ook duurder worden vanwege de hogere energiekosten (denk bijvoorbeeld aan de machine-industrie die staal nodig heeft).
Verder ontbreken vanwege een gebrek aan beschikbare data enkele sectoren die vermoedelijk zwaar worden getroffen, waaronder de glastuinbouw. Ook blijven kostenstijgingen gerelateerd aan het gebruik van transportmiddelen buiten beschouwing, wat de analyse voor de transportsector minder relevant maakt.
Grote stijging energieprijzen
De groothandelsprijzen voor gas en elektra zijn sinds juli vorig jaar met respectievelijk 300% en 200% gestegen. Deze hogere groothandelsprijzen leiden ook tot hogere energieprijzen voor ondernemingen (de zogeheten transactieprijs), zij het in mindere mate. Een deel van het energieverbruik is namelijk vastgelegd in langer lopende contracten en bovendien berekenen energieleveranciers prijsstijgingen niet altijd direct door. Daarom stijgen de transactieprijzen (die bedrijven betalen voor gas en elektra) trager dan de groothandelsprijzen.
Omdat het verdere beloop van de energieprijzen voor bedrijven lastig valt in te schatten, zijn de gevolgen van drie prijsscenario’s in kaart gebracht. In het basisscenario wordt verondersteld dat de gemiddelde transactieprijzen van gas (+61%) en elektra (+26%) in het eerste kwartaal van 2022 met eenzelfde snelheid stijgen als in het laatste half jaar van 2021. In het nadelige en ernstige scenario stijgen de energieprijzen nog harder. Vervolgens wordt aangenomen dat de prijzen op dit niveau stabiliseren gedurende de rest van 2022.
Gevolgen op macroniveau beperkt
Op macroniveau lijken de gevolgen van de energieprijsstijgingen beperkt. Het percentage verlieslatende bedrijven stijgt in het basisscenario van 22,3% naar 25,5%. Zelfs in het ernstigste scenario neemt het aandeel verlieslatende bedrijven slechts met 5,6 procentpunt toe. Ter vergelijking, in 2009, ten tijde van de kredietcrisis, bedroeg het percentage verlieslatende bedrijven 34,6%.
Het aantal werknemers dat bij een verlieslatend bedrijf werkt, stijgt van 829.000 naar 994.000 in het basisscenario. In het ernstige scenario werkt ongeveer een kwart van de werknemers (1,2 miljoen) bij een verlieslatend bedrijf. De uitstaande schuld bij verlieslatende bedrijven stijgt van €349 miljard naar €408 miljard in het basisscenario. In het ernstige scenario staat €443 miljard (40%) van de totale schuld uit bij verlieslatende bedrijven.
Uit deze cijfers moet overigens niet worden geconcludeerd dat 1,2 miljoen banen op de tocht staan of dat 40% van de uitstaande schuld mogelijk niet wordt afgelost. Als een bedrijf tijdelijk geen winst maakt, vertaalt zich dat immers niet altijd in een faillissement of een ontslagronde.
Sommige sectoren worden hard geraakt
Hoewel de gevolgen op macroniveau mee lijken te vallen, worden enkele sectoren toch wel hard geraakt. Dit is vooral het geval in sectoren met energie-intensieve bedrijven. Zo neemt bijvoorbeeld het aandeel verlieslatende bedrijven in de metaalsector toe van 20% naar meer dan 60% in het ernstigste scenario. Ook de chemiesector wordt relatief zwaar geraakt. Zie de DNB Analyse voor een uitgebreidere beschrijving per sector.
Geen noodzaak tot generieke steun
Bovenstaande resultaten bieden geen directe aanleiding voor generieke overheidssteun aan de getroffen bedrijven. Op macroniveau lijkt de impact van de energiekostenstijging op de winstgevendheid van bedrijven namelijk te overzien, zelfs in het extreme scenario.
Daarnaast passen verhoogde overheidsuitgaven niet bij het huidige macro-economische beeld. Er is namelijk sprake van hoge inflatie, een krappe arbeidsmarkt en weinig faillissementen. Bovendien behaalden bedrijven in 2021 en het eerste kwartaal van 2022 hoge winsten, wat ruimte zou moeten bieden om tegenvallers op te vangen.
Marktoplossingen voor liquiditeitssteun
Hoewel de analyse zich richt op de gevolgen op de korte termijn, impliceren de resultaten dat bij aanhoudend hoge energieprijzen sommige ondernemingen niet langer winstgevend zullen zijn. Overheidssteun voor niet-levensvatbare bedrijven is niet doelmatig en valt economisch gezien af te raden. Er zullen echter ook verlieslatende ondernemingen zijn die door de hoge energieprijzen liquiditeitsproblemen ervaren, terwijl ze wel in de kern gezond zijn. Deze ondernemingen kunnen in eerste instantie extra financiering vragen bij private partijen. Dit geldt ook voor bedrijven in de zwaar getroffen sectoren.
Mocht de overheid toch de gestegen energiekosten voor bedrijven willen compenseren, dan valt aan te raden om gerichte liquiditeitssteun te verstrekken. Gerichtheid van dergelijke steun is belangrijk om niet onnodig de marktdynamiek te verstoren. Ook is het van belang om eventuele steun zo vorm te geven dat private financiers zoveel mogelijk de prikkel behouden om kredietrisico’s adequaat in te schatten. Dit kan bijvoorbeeld door het verstrekken van gedeeltelijke overheidsgaranties op leningen. Overigens kan hiervoor al gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten.
Collectief armer
Doordat Nederland veel van zijn energie importeert uit het buitenland, worden we collectief armer door de hogere energieprijzen. Het verstrekken van overheidssteun kan dit niet voorkomen, maar kan de pijn enkel herverdelen. Indien steun niet gepaard gaat met gelijktijdige besparingen van eenzelfde omvang, zullen de lasten worden doorgeschoven naar toekomstige generaties (dit is deels ook het geval bij het verstrekken van liquiditeitssteun omdat niet alle ontvangers in staat zullen zijn tot terugbetaling van het verstrekte krediet).
In sommige gevallen kan doorschuiven van kosten passen binnen een evenwichtig beleid, bijvoorbeeld wanneer volgende generaties tegelijkertijd mogen rekenen op baten, zoals een beter milieu. Omdat de volgende generaties in dit specifieke geval uitsluitend een kostenpost doorgeschoven krijgen, zou doorschuiven echter niet evenwichtig zijn.
Bron: DNB