Nederlandse huishoudens hebben de afgelopen decennia zowel hun bezittingen als schulden fors zien groeien.
Dat is mede het gevolg van overheidsmaatregelen op het gebied van pensioenen en wonen. Het beleid op deze terreinen wordt meestal niet in samenhang bezien. Integraal beleid, met minder verstorende fiscale prikkels, kan zowel huishoudens zelf als de economie als geheel ten goede komen. Dit blijkt uit het vandaag verschenen DNB rapport: De vermogensopbouw van huishoudens
De afgelopen paar decennia zijn de balansen van huishoudens fors gegroeid. Het positieve saldo van bezittingen en schulden van huishoudens is toegenomen van ruim twee keer het bruto binnenlands product (bbp) in 1982 tot bijna vier keer het bbp anno 2012. Vooral het pensioenvermogen is als gevolg van fiscale prikkels en de verplichte deelname aan pensioenen fors toegenomen.
Tegelijkertijd is in deze dertig jaar tijd het huizenvermogen fors toegenomen, van 106 procent bbp naar 185 procent bbp. Daar staat tegenover dat de hypotheekschuld met een vergelijkbaar bedrag toenam (van 30 procent bbp naar 109 procent bbp). Per saldo heeft dit huishoudbalansen dus vooral langer gemaakt. Ook hier hebben fiscale prikkels een grote rol gespeeld. De overheid heeft het aantrekkelijk gemaakt een woning te kopen met geleend geld. Het spaargeld waarover huishoudens vrij kunnen beschikken is relatief gering, met name bij jongere huishoudens.
De balansen van huishoudens zijn in Nederland dus relatief lang en het vermogen zit grotendeels vast in pensioenfondsen en huizenbezit. Dit heeft voordelen. Nederlandse huishoudens hebben, naast de aow, veel meer gespaard voor hun oude dag dan huishoudens in de meeste andere landen. Het heeft echter ook knelpunten. Dit geldt in de eerste plaats voor huishoudens zelf. Nederlandse huishoudens zijn kwetsbaar voor schokken.
Sinds 2008 zijn de huizenprijzen met ongeveer 20 procent gedaald. Op dit moment heeft ongeveer een miljoen huishoudens een hogere hypotheek dan de waarde van hun woning. Dit betreft vooral jongere huishoudens. Bijna twee derde van de huizenbezitters tussen 30 en 40 jaar stond in 2013 onder water. Bij het mediane huishouden dat onder water staat gaat het om een bedrag van meer dan 20 duizend euro. De financiële buffers van deze huishoudens zijn vaak onvoldoende om de restschuld weg te werken, wat de financiële planning en mogelijke verhuiswensen kan frustreren. Op macroniveau belemmert het ook nog eens de doorstroming op de woningmarkt.
Daarnaast leidt de samenloop van beleid op het gebied van pensioen en eigen woning voor sommige huishoudens tot een overdaad aan besparingen. Huidige starters op de koopmarkt bouwen naast het pensioen ook veel vermogen in hun huis op, doordat ze een fiscale prikkel ontvangen om hun hypotheek volledig af te lossen. Dit beperkt de bestedingsvrijheid en maakt het voor deze huishoudens moeilijker om een financiële buffer op te bouwen. Ook op macroniveau drukt dit de consumptieve bestedingen.
Er zijn meer knelpunten voor de economie als geheel. Zo zijn financiële marktpartijen, vooral in het buitenland, steeds kritischer gaan kijken naar de omvangrijke hypotheekportefeuille van Nederlandse banken. De lange balansen maken de Nederlandse economie bovendien meer volatiel. De grote schommelingen in de waarde van het huizenbezit leiden tot bestedingseffecten die de conjuncturele cyclus versterken. Ook het pensioenstelsel heeft een procyclische werking, via de aanpassingen van premies en uitkeringen.
De lange balansen van huishoudens zijn vooral het gevolg van fiscale prikkels. Deze prikkels zijn de laatste jaren deels al verminderd, door de beperking van het Witteveenkader en de versobering van de hypotheekrenteaftrek. Tegelijkertijd is echter een nieuwe prikkel tot volledige aflossing van de hypotheek geïntroduceerd. Verdere verbetering is mogelijk, vooral door het beleid ten aanzien van vermogensopbouw integraal te bezien.
Bron: DNB