Eind 2017 hadden gemeenten voor een bedrag van 1,46 miljard aan bijstandsvorderingen uitstaan. Dat geld is lastig voor gemeenten lastig te innen omdat bijstandsgerechtigden een minimuminkomen hebben. Gemeenten kunnen het ontstaan van vorderingen proberen te voorkomen. Dat blijkt uit de Divosa-monitor Bijstandsvorderingen.
Elke maand betalen gemeenten ruim 300 duizend bijstandsuitkeringen en verstrekken zij leningen in het kader van de bijzondere bijstand en de bijstand voor zelfstandigen (BBZ). Er gaat dus veel geld om in de bijstand. En waar er betalingen in het spel zijn, ontstaan ook vorderingen. Gemeenten krijgen er door de uitvoering van de bijstand dus automatisch een debiteurenbestand bij. Zo krijgen gemeenten te maken met terugvordering. En met verhaal; vorderingen op anderen dan de persoon in de bijstand.
0,04% van de gemeentelijke uitgaven aan bijstand
De vorderingen die elk jaar ontstaan, bedragen 0,04% van de gemeentelijke uitgaven aan bijstand en bijzondere bijstand. Dat percentage is klein, maar doordat vorderingen lang open kunnen staan en lastig te innen zijn, groeit het bedrag aan openstaande vorderingen met de jaren.
1,46 miljard aan vorderingen, in tientallen jaren opgebouwd
Eind 2017 hadden gemeenten voor een bedrag van 1,46 miljard aan vorderingen uitstaan. Het ging daarbij om bijna 500 duizend vorderingen.
Dit bedrag is in tientallen jaren opgebouwd. Een groot deel van de vorderingen wordt afgelost. Maar omdat ‘moeilijke’ vorderingen open blijven staan en ‘makkelijke’ uit het bestand verdwijnen, ontstaat een stuwmeer van vorderingen die lang open blijven staan.
Moeilijk inbare vorderingen zijn vooral hoge vorderingen. Het gaat over het algemeen om vorderingen vanwege het overtreden van de inlichtingenplicht (fraude) en leningen.
54% van vorderingen ontstaat door administratieve vertraging
De meeste vorderingen ontstaan doordat de uitkeringsadministratie niet snel genoeg is bijgewerkt. Deze vorderingen heten onverschuldigde betalingen. Zij vormen 54% van het aantal nieuwe vorderingen. Het gaat meestal om kleinere bedragen, maar omdat het er zoveel zijn, vormen zij samen een groot bedrag.
Onverschuldigde betalingen ontstaan wanneer de gemeente een uitkering betaalt, terwijl die niet meer nodig is. Of als de gemeente te veel betaalt. Bijvoorbeeld als de inkomsten uit werk nog niet verrekend zijn.
Onverschuldigde betalingen worden over het algemeen snel teruggevorderd. Het zijn daarmee ‘makkelijke’ vorderingen. Wel leveren ze de gemeente extra werk op. En voor de personen om wie het gaat, is het niet prettig om met een schuld geconfronteerd te worden.
Voorkom dat een vordering ontstaat
Bijstandsvorderingen zijn vaak lastig te innen. Gemeenten kunnen beter voorkomen dat een vordering ontstaat. De beste kansen zitten bij onverschuldigde betalingen en bij fraudevorderingen.
De onverschuldigde betalingen zijn deels te voorkomen als gemeenten hun administratie en interne communicatie stroomlijnen. Uit onderzoek van het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving blijkt dat gemeenten een significant deel van dit type vorderingen (tot wel tientallen procenten) kunnen voorkomen omdat ze te wijten zijn aan een gebrekkige interne communicatie of administratieve fouten en/of achterstanden.
Ook een deel van de vorderingen vanwege het overtreden van de inlichtingenplicht is te voorkomen. Fraude ban je nooit uit, maar is wel terug te dringen door duidelijke communicatie én regelmatig klantcontact, zo blijkt uit onderzoek.
Terugvordering benchmarken met andere gemeenten
In de Divosa Benchmark Werk & Inkomen kunnen gemeenten hun resultaten op terugvordering en verhaal monitoren en vergelijken met andere gemeenten. Dit jaar komt er een herziene set indicatoren beschikbaar die meer aandacht heeft voor preventie en de debiteuren beter in beeld brengt.
Zie ook
Divosa-monitor Bijstandsvorderingen: omvang, aantal en aflossing
Bron: Divosa