De omvang van het Depositogarantiefonds is in het derde kwartaal van 2018 toegenomen tot meer dan 1 miljard euro. Het Depositogarantiefonds wordt sinds 2016 gevuld door banken en draagt bij aan een solide depositogarantiegarantiestelsel (DGS) en maatschappelijk vertrouwen. De komende jaren groeit het fonds door tot ongeveer 5 miljard euro en wordt het mogelijk onderdeel van een Europees depositogarantiestelsel (EDIS).
Fonds beschermt spaarders en banken bij het falen van een bank
Het Nederlandse DGS beschermt spaargeld van burgers en bedrijven tot 100.000 euro per persoon per bank. De zekerheid dat spaarders binnen korte tijd over hun gegarandeerde banktegoeden kunnen beschikken mocht hun bank in betalingsproblemen komen helpt een bankrun te voorkomen. Deze consumentenbescherming draagt zodoende ook bij aan financiële stabiliteit. Europese regelgeving heeft ervoor gezorgd dat alle Europese DGS’en moeten voldoen aan dezelfde regels/voorwaarden. Hierdoor worden spaarders in alle EU-landen in gelijke mate beschermd.
Het DGS wordt van oudsher gefinancierd door de banken. Sinds enkele jaren schrijft Europese wetgeving voor om een nationaal depositogarantiefonds op te bouwen, dat wordt gebruikt om spaarders hun gegarandeerde bedrag uit te keren als een bank faalt. Fondsvorming heeft een aantal belangrijke voordelen. Allereerst is dit model in lijn met het principe van ‘de vervuiler betaalt’, een bank die failliet gaat heeft meebetaald aan de kosten die het DGS maakt. Daarnaast maakt fondsvorming het mogelijk om de bijdragen van een bank aan het fonds te koppelen aan het risico van diezelfde bank, waardoor banken een prikkel hebben om minder risico’s aan te gaan. Tot slot beperkt fondsvorming mogelijke besmettingseffecten waar in het verleden de kosten van een DGS uitkering meteen op de sector moest worden verhaald. Het fonds wordt gedurende ruim acht jaren opgebouwd, waardoor de kosten van het DGS voor de banken gelijkmatig worden verspreid over de tijd.
In Nederland dragen banken sinds 2016 ieder kwartaal premies af aan het depositogarantiefonds. In totaal gaat het per kwartaal om een bedrag van ruim 100 miljoen euro. De direct beschikbare middelen van het depositogarantiefonds zijn daardoor in het derde kwartaal van 2018 toegenomen tot meer dan 1 miljard euro.
Het Depositogarantiefonds blijft de komende jaren verder doorgroeien totdat in 2024 een doelomvang wordt bereikt van 0,8% van de door het Nederlandse DGS gegarandeerde deposito’s. De afgelopen jaren is het door het DGS gegarandeerde bedrag licht gestegen van ca. 461 miljard euro per eind 2015 tot ongeveer 486 miljard euro per eind maart 2018. Op basis van de doelomvang van 0,8% bereikt het fonds in 2024 waarschijnlijk een omvang van 4,5 miljard euro (op basis van 2% gemiddelde groei) tot 5,1 miljard euro (4% gemiddelde groei).
Fonds faciliteert een snelle uitkering
Dankzij het Depositogarantiefonds zijn direct financiële middelen beschikbaar, mocht het DGS tot uitkering moeten overgaan. Het fonds draagt daarmee bij aan de gewenste verkorting van de uitkeringstermijn. Waar Nederlandse spaarders ten tijde van het falen van DSB Bank maximaal drie maanden op hun vergoeding moesten wachten, ambieert DNB om vanaf 2019 in maximaal 7 werkdagen uit te keren. Deze kortere uitkeringstermijn versterkt de beschermende werking van het DGS en moet het vertrouwen in het stelsel verder verbeteren.
De kortere uitkeringstermijn vergroot het belang dat het DGS te allen tijde over voldoende middelen kan beschikken. Daarom heeft het Depositogarantiefonds ook toegang tot meerdere alternatieve financieringsbronnen. Zo is het sinds juli 2018 mogelijk om van de banken een voorschot te vragen op buitengewone premies die achteraf in rekening worden gebracht als het fonds ontoereikend is voor een DGS-uitkering. Hiermee kan het fonds in zeer korte tijd met ongeveer 2,5 miljard euro aangevuld worden. Daarnaast is het Depositogarantiefonds eveneens in juli 2018 een kredietfaciliteit van 3 miljard euro overeengekomen met een consortium van Nederlandse banken. Wanneer nodig kan het fonds binnen 3 werkdagen over dit krediet beschikken.
Deze financieringsbronnen tezamen reduceren bovendien de kans dat het fonds een beroep moet doen op de Staat als achtervang om tijdelijk liquiditeit te verschaffen. Dit is in lijn met het principe om de verwevenheid tussen de bankensector en overheid te doorbreken. Een beroep op de Staat kan echter in extremere scenario’s (zogenaamde staartrisico’s) toch noodzakelijk blijken.
EDIS als sluitstuk van de bankenunie
Sinds eind 2015 onderhandelen Europese lidstaten over de totstandkoming van het ‘European Deposit Insurance System’ (EDIS) als derde pijler van de bankenunie, naast het gezamenlijke bankentoezicht en het gezamenlijke resolutiekader. EDIS dient niet ter vervanging van nationale DGS’en, maar tilt de financiering binnen de bankenunie naar een gezamenlijk niveau.
Het aantoonbaar terugdringen van risicoverschillen tussen lidstaten – bijvoorbeeld door het aanpakken van niet-presterende leningen op bankbalansen en het effectiever maken van nationale faillissementswetgeving – wordt als voorwaarde beschouwd voor de totstandkoming van EDIS. Indien EDIS daadwerkelijk wordt ingevoerd, vloeien de middelen uit het nationale Depositogarantiefonds naar een gezamenlijk Europees fonds. In dat geval is het van belang om ook de alternatieve financieringsbronnen zoveel mogelijk op Europees niveau te regelen. Door het delen van liquiditeit en risico’s kan EDIS het vertrouwen in DGS’en en daarmee de bankenunie verder bestendigen.
Bron: DNB