De opkomst van een gedemassificeerde samenleving brengt fundamentele en nog onopgeloste vragen aan de oppervlakte met betrekking tot de toekomst van het meerderheidsbeginsel en van het mechanistische systeem om door middel van verkiezingen zijn voorkeur uit te spreken. In onze huidige gevaarlijke wereld kunnen we het ons niet veroorloven iemand de gehele macht in handen te geven. Evenmin kunnen we minuscule minderheden toestaan dat ze ingrijpende beslissingen nemen die alle ander minderheden tiranniseren.

Zelfs in de samenleving van gisteren vormde de 51 procentsregel een uitgesproken grof en puur kwantitatief instrument. Verkiezingen om een meerderheid te bepalen zeggen niets over de kwaliteit van de ideeën die de mensen hebben. Ze vertellen ons wel hoeveel mensen zich op een gegeven moment voor X uitspreken, maar niet hoe sterk ze dat willen. Vooral zegt het niets over wat ze daarvoor zouden willen inruilen. In een wereld met haar grote mogelijkheden op het gebied van communicatie, kunnen we ons veel manieren indenken om dit soort opvattingen van de mensen vast te leggen zonder dat ze in het stemhokje komen.

We moeten ons ontdoen van onze verouderde politieke partijstructuren, ontworpen voor een slechts kalmpjes aan veranderde wereld van massabewegingen en massa- economie. We zullen tijdelijke, modulaire partijen moeten oprichten die tegemoet kunnen komen aan snel veranderende behoeften; een soort in – en uitschakelbare partijen van de toekomst. Misschien moeten we wel “diplomaten”of ambassadeurs” benoemen, niet tussen landen maar om te bemiddelen tussen minderheden binnen het eigen land. Quasi- politieke instituties oprichten om minderheidsgroepen te helpen gemakkelijker en sneller bondgenootschappen te vormen en die weer los te laten. We hebben misschien podia nodig waarop verschillende minderheden, bij toerbeurt of misschien wel willekeurig aanwezig, zich samen buigen over bepaalde problemen, afspraken maken en geschillen uitvechten. We zouden zelfs kunnen komen tot een veel creatiever Tweede Kamer van de toekomst. We zouden onze gekozen afgevaardigden kunnen aanhouden, maar hun slechts 50 procent van de stemmen kunnen toewijzen, terwijl de andere 50 procent toevalt aan een willekeurige steekproef uit de populatie.

In een digitaal tijdperk is het niet alleen eenvoudig geworden om een willekeurige steekproef uit het publiek te trekken, maar ook om die van dag tot dag bij te stellen en gebruik te maken van de nieuwste informatie over de vraagstukken die aan de orde zijn. Als er een wet moet komen, zou het hele gezelschap gekozen vertegenwoordigers op de bekende wijze uitgebreid de wetsvoorstellen kunnen bespreken, amenderen en in de juiste vorm gieten. Als echter het moment van beslissen aanbreekt, staat slechts 50 procent van de stemmen te hunner beschikking. De andere 50 procent behoort aan de zitting hebbende steekproef, die dan niet eens in het gebouwencomplex aanwezig behoeft te zijn maar waarvan de leden hun stem elektronisch vanuit een heel andere plaats ( huis of kantoor) kunnen uitbrengen. Dat zou niet alleen een representatiever beeld geven dan door de “vertegenwoordigers” samengestelde regering, maar ook een gevoelige klap betekenen voor bepaalde belangengroepen en vertegenwoordigers daarvan, waarmee de wandelgangen van zoveel parlementen zijn geïnfecteerd. Dergelijke groepen zouden dan de bevolking moeten zien te bewerken en niet slechts een paar gekozen functionarissen. Kortom, om de samenlevingen in de 21ste eeuw te kunnen besturen, moeten we op zijn minst de technieken en conceptuele middelen uit het digitale tijdperk mede in beschouwing nemen.

Bron: www.creditexpo.nl