Democratie wordt algemeen aanvaard maar zelden geprezen. De oorzaken liggen in de zaak zelf. Alleen de naam is al misleidend. Anders dan de term suggereert, is er geen sprake van volksheerschappij. De partijendemocratie, hoewel nog formeel intact, is tot een toeschouwerdemocratie verschraald en als gevolg daarvan heeft het populisme wortel kunnen schieten. Een vorm van directe democratie waarbij ambitieuze politici een rechtstreeks beroep op het volk doen en aan een buitenparlementaire opstelling de voorkeur geven.

Zonder veel ophef werd eind twintigste eeuw afscheid genomen van de grote politieke controverses die eind die eeuw zo vaak beroering hadden gebracht. Niet alleen toonden de kabinetten – Kok aan dat de sociaal- democraten uitstekend met de liberalen overweg konden, maar om geen misverstand te laten bestaan schudde Kok ten overvloede de "ideologische veren "af. De christen- democraten, voor het eerst sinds driekwart eeuw van de macht uitgesloten, moesten in verschillende principiële kwesties nogal wat veren laten, maar ondergingen deze late correctie met redelijke berusting. De liberalen zagen beide tendenties als zo vanzelfsprekend dat zij vergaten van een ultieme triomf te spreken.
Kortom, wat met vallen en opstaan was begonnen, leek voltooid.

Inmiddels weten we beter. In zijn eentje forceerde Fortuyn in een verbazend korte tijd een unieke discontinu moment in onze politieke geschiedenis. Zijn onverwachte dood verhinderde niet dat zijn protestpartij 26 Kamerzetels wist te veroveren en een vrijwel complete generatie van politici tot aflossing dwong. Het spectaculaire succes van populistische politiek komt voort uit de aanwezigheid van een kiezerspubliek dat zich gemakkelijk laat mobiliseren. Het is een reservoir geworden waaruit populisten gretig putten.

Veel populisme blijkt zich bijna exclusief te richten tegen de massale immigratie van vreemdelingen. Wat de huidige polarisatie haar bijzonder scherpte geeft, is de religieuze discriminatie die geleidelijk de plaats van de groeide kritiek op het multiculturele denken heeft ingenomen. Daarmee is echter nog niet verklaard waarom de publieke discussie over dit vraagstuk zulk harde vormen heeft aangenomen.

Tot de Tweede Wereldoorlog waren de Nederlanders als volk onder elkaar. Ze waren weliswaar op meerdere manieren diep verdeeld, maar hun onderlinge wantrouwen was historisch verankerd en uitte zich dienovereenkomstig in oervaderlandse sentimenten. Onmiddellijk na de oorlog begon een nieuwe periode die niet tijdelijk maar voorgoed een einde maakte aan de eeuwen dat ons land een redelijke homogene identiteit vertoonde.
De snelle economische groei bracht een stroom "gastarbeiders" naar ons land waarvan het verblijf niet als permanent werd beschouwd.

Laconiek werd van officiële zijde gereageerd op de snel groeiende werkloze gastarbeiders, die zich in 1973 tengevolge van de diepe recessie aftekende. Ondanks deze werkloosheid bleven de gastarbeiders hier en hun gezinshereniging in Nederland deed hun aantal gestaag groeien. De overheid verzuimde in te grijpen en delegeerde de problematiek aan de welzijnssector. De wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid zette weliswaar vraagteken maar onderschreef dit multiculturalisme door assimilatie met kracht uit te sluiten. "Allochtonen die dat willen, moeten hun culturele eigenheid kunnen behouden en verder ontwikkelen". Het kabinet sloot zich daarbij aan.

De voortdurende toestroom van vreemdelingen, nog eens vermeerderd met een jaarlijks aantal van tienduizenden asielzoekers, heeft in brede kring weerstand en weerzin opgeroepen. Het was de VVD onder leiding van Frits Bolkenstein die de kat de bel aanbond en de PvdA overtuigde van de noodzaak de steven te wenden. De PvdA staatssecretaris Job Cohen ontwierp in 2000 het ontwerp Vreemdelingenwet .

Achteraf valt te constateren dat de lange en vaak agressieve achterhoede gevechten van de multiculturalisten noodlottige gevolgen hebben gehad. Ze hebben het immers niet alleen bij het verkeerde eind gehad maar zijn ook schuldig aan de uitzichtloze positie waarin de beleidsmakers zich momenteel geplaatst zien. De populisten zijn er daardoor in geslaagd bijna alle andere politieke partijen in de verdediging te dringen. Dat is in onze politieke geschiedenis nooit eerder op een dergelijke manier en omvang voorgekomen.

De voornaamste oorzaak van het huidige democratische crisisbesef is van fundamentele aard. Ze weerspiegelt het formidabele functieverlies dat het politieke systeem in de afgelopen decennia heeft geleden. Politici tonen zich momenteel openlijk tevreden als ze, naar eigen zeggen, goed "op de winkel hebben gepast". De personele bezetting heeft zich bij deze stijl van besturen aangepast.

Het ontbreken van politieke kwaliteit is fataal voor het aanzien van staat en parlement.
Het miskent bovendien het harde feit dat uitgerekend democratie, gekenmerkt door de activiteit van mondige veeleisende burgers, een sterke behoefte heeft aan gezaghebbende bestuurders die passen bij de eisen en kansen van de 21ste eeuw.

Auteur en spreker Riens Meijer geeft op de 6e Credit Expo op 17 november 2010 een presentatie met als titel "Nederland in de 21ste eeuw". Mis het niet.

Bron: creditexpo.nl