In 2023 gingen Nederlanders van 15 jaar of ouder gemiddeld 2,5 keer op vakantie. Dit resulteerde in een totaal van 37,6 miljoen vakanties. Niet iedereen koos ervoor om op vakantie te gaan; ongeveer 19 procent van de bevolking bleef thuis. Tijdens het eerste jaar van de coronacrisis in 2020 was dit percentage nog 32 procent. Sinds 2021 is het aantal thuisblijvers weer afgenomen. Een derde van de niet-vakantiegangers gaf aan liever thuis te blijven. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS Vakantieonderzoek.
Wie zijn de thuisblijvers?
Ouderen bleven vaker thuis dan jongeren: 44 procent van de 75-plussers ging niet op vakantie, vergeleken met 12 procent van de 15- tot 25-jarigen. Ook het inkomensniveau heeft invloed: binnen de groep met de 25 procent laagste huishoudensinkomens bleef 38 procent thuis, terwijl dit bij de hoogste inkomensgroep slechts 8 procent was. Daarnaast bleken mensen uit eenpersoonshuishoudens of eenoudergezinnen vaker thuis te blijven dan mensen uit andere huishoudensvormen.
Voorkeur voor thuisblijven bij 1 op de 3 niet-vakantiegangers
Meer dan 33 procent van de 15-plussers die in 2023 niet op vakantie gingen, gaf aan dat ze niet graag op vakantie gaan en liever thuisblijven. Andere genoemde redenen waren gezondheidsproblemen, onvoldoende financiële middelen, en tijdgebrek door werk, studie of familieverplichtingen. Veiligheidsredenen werden het minst vaak genoemd als reden om thuis te blijven.
Gezondheid belangrijkste reden voor ouderen om thuis te blijven
Voor 43 procent van de thuisblijvende 65-plussers was de gezondheid de voornaamste reden om niet op vakantie te gaan. Voor de groep van 45- tot 65-jarigen was de wens om thuis te blijven de belangrijkste reden. Onder de 45 jaar zijn werk- of studiegerelateerde drukte en geldgebrek de meest genoemde redenen om niet op vakantie te gaan. Beide redenen werden door 37 procent van de thuisblijvers in deze leeftijdsgroep genoemd.
Financiële redenen om niet op vakantie te gaan
Geldgebrek speelt vooral een rol bij mensen jonger dan 45 jaar en bij degenen in de laagste inkomensgroep. Van de thuisblijvers in deze inkomenscategorie gaf 44 procent aan om deze reden niet op vakantie te zijn gegaan. In de hoogste inkomensgroep en de middeninkomensgroepen ligt dit aandeel aanzienlijk lager, rond de 20 procent.
Bron: CBS