Mensen met de grootste vermogens in Nederland blijven meestal lange tijd tot de rijkste mensen horen. En personen van wie het vermogen daalt, zakken vaak slechts één of enkele treden op de vermogensladder. Grotere dalingen hebben vaak te maken met levensgebeurtenissen als het verliezen van de partner of pensionering, of verliezen van bedrijfsvermogen. Dit blijkt uit een vandaag verschenen CPB-publicatie die de bewegingen laat zien in de rangschikking van de topvermogens in Nederland tussen 2006 en 2022.
Vermogen uit zogenoemde aanmerkelijke belangen is ook belangrijker geworden om een positie aan de top te bereiken en vast te houden. Zo bestaat de rijkste 1% van alle Nederlanders voor een groot deel uit mensen die een aanmerkelijk belang in een bedrijf hebben als directeur-grootaandeelhouder. Voor de absolute top van de vermogensrangschikking, de rijkste 0,01%, bestaat gemiddeld driekwart van het totale vermogen uit aanmerkelijkbelangvermogen. De omvang daarvan is tussen 2006 en 2022 met 50% gegroeid, met name door gestegen winsten en de gestegen waarde van ondernemingen.
Vermogens zijn scheef verdeeld in Nederland, ook aan de top. Een vermogen opbouwen dat hoog genoeg is om de top van de vermogensrangschikking te bereiken is daardoor moeilijk. Het zijn voornamelijk huishoudens die in 2006 vlak onder de top zaten, die in de jaren nadien de laatste stap naar de top hebben gezet. Succes met een eigen bedrijf, een hoog inkomen, of een substantiële erfenis of gift zijn de recepten om in die top te geraken.
Ook blijkt uit de CPB-publicatie dat er tussen 2006 en 2022 meer vermogenden naar Nederland zijn gekomen dan er mensen met grote vermogens zijn vertrokken uit ons land. Aan de vermogensongelijkheid is in dezelfde jaren per saldo echter weinig veranderd. Dit komt doordat er, naast de toegenomen winsten en aanmerkelijk belangvermogens die bij de meest vermogenden neerslaan, ook een sterke stijging van de huizenprijzen heeft plaatsgevonden waarvan de middengroepen het meest profiteren. Wel is daardoor de ongelijkheid gestegen tussen woningbezitters en huurders, en tussen directeuren-grootaandeelhouders van bedrijven en groepen die dat niet zijn.
Bron: CPB