- Eerste toename nieuwe orders in 20 maanden
- Lichte banengroei ondersteunt hernieuwde productiestijging
- Bedrijven blijven voorraden verkleinen
Net als in de afgelopen drie maanden, was de teruggang in de Nederlandse industrie in maart minder groot dan de maand ervoor. De productie omvang nam voor het eerst in ruim een jaar toe en het aantal nieuwe orders steeg voor het eerst in 20 maanden. In combinatie met een tweede achtereenvolgende maand met banengroei, steeg hierdoor de PMI-hoofdindex verder in de richting van de geen-veranderingsgrens van 50.0. De bedrijven verkleinden echter nog steeds hun voorraden. Ook was er sprake van een lichte daling van het optimisme over de toekomstige productieomvang, waardoor deze deelindex verder onder de historische tendens dook.
De PMI-hoofdindex steeg van 49.3 in februari naar 49.7 in maart. Dit is net onder de geen-veranderingsgrens van 50.0 en wijst op slechts een kleine verslechtering van de bedrijfsomstandigheden, de kleinste in de huidige periode van krimp van negentien maanden.
De productieomvang en het aantal ontvangen nieuwe orders hadden beide een positieve invloed op het PMI-cijfer. De verbetering van de prestatie van leveranciers (wat impliceert dat er sprake is van een zwakke vraag in de toeleveringsketens) en de aanhoudende afname van de materiaalvoorraad, zorgden er echter voor dat de PMI onder de 50.0 bleef steken.
Na negentien maanden van dalingen zagen de bedrijven in maart voor het eerst weer een stijging van het aantal nieuwe orders. Sommige panelleden schreven dit toe aan een verbetering van de vraag, terwijl anderen melding maakten van nieuwe projecten. De stijging was echter beperkt en lag onder het historische gemiddelde.
Na de hernieuwde stijging in februari was de buitenlandse vraag ook in maart groter. Dit betrof vooral orders van Europese klanten en was de grootste toename in bijna twee jaar. In reactie hierop vergrootten de Nederlandse producenten in maart hun productieomvang. Dit was de eerste stijging in iets meer dan een jaar, al bleef deze bescheiden.
Ondanks de hogere productievereisten bleven de bedrijven in maart hun inkoopactiviteiten verkleinen. Deze daling was echter beperkt en de kleinste in veertien maanden. De kleinere hoeveelheid ingekocht materiaal was grotendeels het gevolg van terughoudendheid van bedrijven met betrekking tot de voorraadniveaus. De materiaalvoorraad was in maart voor de veertiende maand op rij kleiner en er waren aanwijzingen dat sommige bedrijven hun voorraden bewust verkleinden. De voorraaddaling deze maand was de kleinste in deze periode van dalingen.
De levertijden voor bestelde goederen waren ondertussen wederom korter. Ondanks een aantal meldingen van vertraagde leveringen was er sprake van een minder grote druk op de capaciteit bij leveranciers en dit leidde tot een verbetering van de prestatie van leveranciers in maart. Het grotere aantal ontvangen nieuwe orders had in maart gevolgen voor de wervingsplannen van de bedrijven. De aanhoudende groei van de personeelsbestanden werd door de bedrijven toegeschreven aan het vervullen van vacatures. De banengroei was beperkt en ongeveer gelijk aan die van februari.
De daling van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk was ondertussen opnieuw groter en het grootst in drie maanden. De bedrijven schreven deze daling vooral toe aan de grotere personeelsbestanden, al waren er ook bedrijven die aangaven dat de kleinere achterstand het gevolg was van de matte vraag.
Op het prijsfront was er opnieuw sprake van lagere inkoopprijzen, maar wel was deze daling de kleinste in iets meer dan een jaar. Sommige panelleden schreven dit toe aan de lagere grondstofprijzen. De verkoopprijzen stegen in maart voor de derde achtereenvolgende maand. De verkoopprijsinflatie was bescheiden, maar wel iets hoger dan vorige maand en het hoogst in zeven maanden. Er was in maart wederom sprake van optimisme over de toekomstige productieomvang, wat het gevolg was van investeringsplannen, groeiprognoses en plannen van de bedrijven voor nieuwe projecten. Het vertrouwen was iets lager dan vorige maand en sommige bedrijven waren bezorgd over de toekomstige marktomstandigheden.
Redactioneel commentaar ABN AMRO
David Kemps, sector banker industrie bij ABN AMRO, gaf het volgende commentaar:
“De lente hangt in de lucht. Voor het eerst sinds 20 maanden groeit het aantal nieuwe orders voor de industrie. Respondenten van de Nevi Inkoopmanagersindex van de Nederlandse industrie geven aan dat deels door nieuwe (Europese) projecten en het verbeterde economische klimaat de vraag naar industriële producten is gestegen. De Nevi Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie stijgt hierdoor van 49.3 in februari naar 49.7 in maart 2024. De score is nog maar een fractie lager dan de ‘neutrale score’ 50 en duidt daarmee op een zeer licht afnemende bedrijvigheid.
Wat vooral opvalt is het grote vertrouwen van de fabrikanten. Ondanks de oorlogen, de aanhoudende geopolitieke spanningen en de beperkte daadkracht van een demissionair kabinet, verwachten de fabrikanten een groeiende bedrijvigheid in de industrie. De score van 65.9 op de subindex Toekomstige Productie illustreert het grote optimisme van de industriële ondernemers in geplande uitbreidings- en vervangingsinvesteringen in productiemiddelen, nieuwe projecten en groeivoorspellingen van belangrijke afnemers. Het vertrouwen in de toekomst en de toename van nieuwe orders komt ook tot uiting in de personeelscijfers. In de tweede maand op rij is er een aanwas van nieuw personeel en zijn veel openstaande vacatures ingevuld.
De oorzaak dat de Nevi Inkoopmanagersindex van de Nederlandse industrie nog niet door de neutrale score van 50 breekt, ligt vooral aan de hoge voorraadniveaus van zowel grondstoffen als halffabricaten. Dit is echter tijdelijk van aard en ABN AMRO verwacht dan ook een langzaam herstel naar een score boven de 50 vanaf het tweede kwartaal.”
Bron: Nevi PMI®