In januari hadden bijna 8,7 miljoen mensen betaald werk. Het aantal 15- tot 75-jarigen met betaald werk is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 15 duizend per maand toegenomen, meldt het CBS. Ruim 4,2 miljoen mensen hadden om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Onder hen waren 380 duizend mensen die aangaven recent naar werk te hebben gezocht en daarvoor ook direct beschikbaar te zijn. Zij zijn volgens de ILO-definitie werkloos. Gemiddeld nam hun aantal in de laatste drie maanden af met 8 duizend per maand.
De rest van deze groep niet-werkenden, bijna 3,9 miljoen, bestond uit mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Hun aantal is gelijk gebleven, zo meldt het CBS. UWV registreerde een lichte toename van het aantal WW-uitkeringen naar 335 duizend in januari.
Werkloosheidspercentage (ILO) gedaald naar 4,2
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In januari waren er 380 duizend werklozen, oftewel 4,2 procent van de beroepsbevolking. Een maand eerder bedroeg het werkloosheidspercentage 4,4.
Het werkloosheidscijfer omvat niet iedereen zonder werk die wil werken. Mensen die wel willen werken, maar om wat voor reden dan ook recent niet gezocht hebben en/of niet direct beschikbaar waren, vallen buiten de werkloosheidsdefinitie van de ILO. Ook mensen die in deeltijd werken en die meer uren willen werken vallen hierbuiten. Het CBS beschrijft deze groepen op kwartaalbasis. Ook over het aantal arbeidsuren van mensen met betaald werk publiceert het CBS kwartaalcijfers. Bij het maandcijfer over mensen met betaald werk (de werkzame beroepsbevolking) worden alle werkenden meegeteld, ongeacht het aantal uren dat zij werken.
UWV: Lichte stijging van WW-uitkeringen ten opzichte van december
Het aantal lopende WW-uitkeringen is in januari 2018 met 5 duizend (+1,5 procent) gestegen ten opzichte van december 2017 en komt daarmee uit op 335 duizend. Deze stijging hangt samen met seizoensinvloeden en is het sterkst in de landbouw en visserij, bouwnijverheid en bij uitzendbedrijven. Ten opzichte van een jaar geleden is er in de bouwnijverheid en bij uitzendbedrijven juist sprake van een bovengemiddelde afname in het aantal lopende uitkeringen.
Het aantal WW-uitkeringen van vrouwen is nagenoeg stabiel ten opzichte van december, terwijl bij mannen een stijging te zien is. Dit verschil kan verklaard worden doordat mannen relatief vaak in de genoemde seizoensgevoelige sectoren werken.
UWV: Sterke daling WW-uitkeringen ten opzichte van vorig jaar bij technische beroepen
Het aantal lopende WW-uitkeringen is met 20 procent gedaald ten opzichte van een jaar geleden. Technische beroepen behoren samen met transport- en logistiekberoepen tot de beroepsgroepen met de sterkste daling in het aantal lopende WW-uitkeringen in vergelijking met januari 2017. Bij de technische beroepen is de afname het grootst onder bouwarbeiders (-38,9 procent).
Jeugdwerkloosheid lager dan voor crisis
Sinds de werkloosheid in februari 2014 piekte met 7,9 procent, daalt deze vrijwel continu. In januari bedroeg het werkloosheidspercentage 4,2. Dit is nog altijd wat hoger dan voor de crisis in november 2008, toen het 3,6 was. De jeugdwerkloosheid ligt wel op een lager niveau dan voor de crisis. Deze kwam afgelopen maand uit op 7,4 procent van de beroepsbevolking tegen 8,5 procent in november 2008. Het gaat hierbij vooral om een daling van het percentage werkloze jongeren die geen onderwijs meer volgen. Van hen was 5,8 procent werkloos in het vierde kwartaal van 2017 tegen 7,6 procent in hetzelfde kwartaal in 2008.
Onbenut arbeidspotentieel
Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame en werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (ILO-definitie). Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen volgens de ILO-indicator worden hiertoe nog andere groepen gerekend. De grootte en samenstelling van deze groepen wordt alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat hieronder volgt, is daarom gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (vierde kwartaal 2017). De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid volgens de ILO-definitie.
Bijna 8,7 miljoen werkenden in vierde kwartaal
In het vierde kwartaal van 2017 hadden van de 12,9 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar bijna 8,7 miljoen betaald werk en waren er 391 duizend werkloos (ILO-werkloosheidsindicator; niet-seizoengecorrigeerd). Daarvan waren er 138 duizend die twaalf maanden of langer op zoek zijn naar werk. Bijna twee op de drie langdurig werklozen waren 45 jaar of ouder. Alle werkenden en werklozen samen vormen de beroepsbevolking.
Het andere deel, bijna 3,9 miljoen, behoorde niet tot de beroepsbevolking. Het grootste deel hiervan wil of kan niet werken (ruim 3,2 miljoen), bijvoorbeeld vanwege opleiding, zorg, ziekte of hoge leeftijd. 205 duizend mensen die wél willen werken, maar niet recent op zoek én niet direct beschikbaar zijn. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om mensen die een opleiding of studie volgen. Verder zijn er mensen die óf recent hebben gezocht (153 duizend) óf direct beschikbaar zijn voor werk (257 duizend).
Niet alleen onder mensen zonder werk is er onbenut arbeidspotentieel. Onder de 4,2 miljoen mensen die in deeltijd werken, waren er in het vierde kwartaal ook nog 420 duizend die meer uren willen werken en daarvoor ook direct beschikbaar zijn. Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het vierde kwartaal van 2017 uit ruim 1,2 miljoen mensen. Een jaar eerder waren dit er nog bijna 1,4 miljoen.
Toelichting
Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.
Bron: CBS