Productieve bedrijven doorstaan een economische crisis doorgaans beter. Hierdoor kan een crisis de gemiddelde productiviteit van een land verhogen. Onderzoek van DNB naar Japanse bedrijven laat echter zien dat dit niet altijd en overal geldt.
De wereld bevindt zich in een economische crisis. Bedrijven hebben meer moeite om afnemers te vinden voor hun producten. Dit verlaagt de winstgevendheid van bedrijven, en betekent vaak dat zij werknemers ontslaan en de lonen relatief laag houden.
Toch doorstaan sommige bedrijven een crisis beter dan andere. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat bedrijven niet allemaal even productief zijn. Bedrijven die er goed in slagen om met zo weinig mogelijk middelen zo veel mogelijk producten te maken, zijn productief. Productieve bedrijven zijn vaak ook winstgevend en financieel gezonder. In beginsel kunnen dergelijke gezonde bedrijven beter tegen een stootje dan minder productieve bedrijven. Men zou verwachten dat vooral minder gezonde bedrijven zwaar getroffen worden in een crisis, terwijl bedrijven die gezond de crisis ingingen, deze beter doorstaan.
Omdat een crisis vooral minder productieve bedrijven zou treffen, menen vele economen dat een crisis de gemiddelde productiviteit van een land kan verhogen. In die zin biedt een crisis een voordeel: een crisis kan de grondslag leggen voor een economische heropleving.
Maar is dit in praktijk ook echt zo? Een recente studie van DNB onderzoekt dit aan de hand van een van de zwaarste crises van de afgelopen vijftig jaar: die van Japan aan het eind van de jaren negentig. Japan stagneert economisch al sinds het begin van de jaren negentig, maar kende een economisch dieptepunt in de jaren 1998-2002. Dit dieptepunt ging gepaard met moeilijkheden bij banken.
Men zou verwachten dat sommige bedrijven in 1998-2002 zwaarder getroffen werden dan andere, en ook dat bedrijven die minder gezond die periode ingingen het meest aan winstgevendheid en werkgelegenheid moesten inboeten.
Het DNB-onderzoek laat zien dat de groeipercentages van Japanse bedrijven tijdens de crisisjaren 1998-2002 sterker gingen verschillen. Dit geldt vooral voor winst- en werkgelegenheidsgroei, maar ook voor omzetgroei. De bevinding dat groeiverschillen tussen Japanse bedrijven toenamen in die periode suggereert dat sommige bedrijven toen inderdaad aanmerkelijker sneller krompen dan andere.
Maar waren het vooral ongezonde bedrijven die het zwaarst getroffen werden door de crisis? Bij het beantwoorden van deze vraag merkt het onderzoek een bedrijf als ongezond aan wanneer het tijdens de jaren van economische stagnatie voor 1998 een lage winstgroei kende of een sterke toename van de schuldpositiegraad doormaakte. De resultaten laten echter zien dat, gemiddeld genomen over de crisisjaren 1998-2002, voorheen ongezonde bedrijven niet meer of minder groeiden dan andere bedrijven.
Deze bevinding is als volgt in de Japanse situatie in te passen. Eerder onderzoek toonde aan dat ongezonde Japanse bedrijven in de jaren negentig op verschillende manieren beschermd werden. Japanse banken bleven bijvoorbeeld geld lenen aan ten dode opgeschreven bedrijven, een praktijk die bekend staat als “zombie lending”.
De bevinding dat ongezonde bedrijven tijdens het dieptepunt van de crisis niet langzamer groeiden dan andere bedrijven, wijst erop dat de bescherming van ongezonde bedrijven nog steeds voortduurde, ook wanneer het met de economie erg slecht ging en de positie van ongezonde bedrijven dus nog moeilijker houdbaar werd.
Het onderzoek laat dus zien dat groeiverschillen tussen Japanse bedrijven toenamen in 1998-2002, maar dat dit niets te maken had met de vraag hoe gezond een bedrijf de crisis inging. De toegenomen groeiverschillen hebben dus een andere oorzaak. Een mogelijke oorzaak ligt in verschillen tussen banken. Als de banken met de zwaarste problemen hun kredietverstrekking het meest terugschroefden, werd het juist voor bedrijven die een nauwe band hadden met deze banken het moeilijkst om te blijven groeien.
De conclusie van het onderzoek is dat zelfs op het dieptepunt van de Japanse crisis ongezonde bedrijven nog steeds niet het veld ruimden voor gezondere bedrijven. Aangenomen dat de bedrijven met de laagste winstgroei en de snelste schuldtoename ook de minst productieve bedrijven zijn, is de conclusie dat de Japanse crisis geen verhoging van de algemene productiviteit bewerkstelligde.
Hoewel de economische theorie suggereert dat crises leiden tot verhoging van de productiviteit, blijkt dit in de praktijk toch niet altijd het geval te zijn.
Bron: De Nederlandse Bank