Het effect van globalisering op de industriële werkgelegenheid in Nederland is beperkt. Banenverlies door toegenomen importconcurrentie uit China en de Midden- en Oost-Europese landen lijkt te worden gecompenseerd met banenwinst door toegenomen exportkansen. Regionaal pakt het netto effect wel verschillend uit. Maar dit effect blijft per regio beperkt tot plus of min één procent van de totale werkgelegenheid over een periode van vijftien jaar. Dat komt overeen met het gevoel dat mensen hebben: acht op de tien Nederlanders voelen zich niet benadeeld door de open economie. Diegenen die dat wel voelen, zijn vaker lager- en middelbaar opgeleid. Ondervraagde werkenden geven aan vooral moeite te hebben met zeggenschap over en inhoud van hun werk, ook maken ze zich zorgen over de versobering van de sociale zekerheid en de pensioenen.
Dit schrijft het Centraal Planbureau (CPB) in een zojuist verschenen publicatie ‘Globalisering: geringe regionale effecten, wel onzekerheid’(PDF, 16 pagina’s).
Hoewel de gevolgen van globalisering voor de industriële werkgelegenheid meevallen, kan het individueel wel tot tijdelijk baanverlies leiden. Investeren in duurzame inzetbaarheid en een sociaal vangnet zijn belangrijk om de onzekerheid door globalisering te verzachten. Dit helpt ook bij andere trends die tot veranderingen op de arbeidsmarkt leiden, zoals technologische vooruitgang.
Globalisering pakt per regio verschillend uit. Zo ondervindt de regio rondom Eindhoven concurrentie door importen van elektronica en optische apparatuur uit China, maar omdat dezelfde regio deze ook exporteert, blijft het effect op de industriële werkgelegenheid uiteindelijk beperkt. De regio rondom Delfzijl – een ander voorbeeld – heeft juist kansen door exporten van chemische producten.
Bron: CPB