Het houdbaarheidssaldo van de Nederlandse overheidsfinanciën is omgebogen van een fors tekort naar een klein overschot van 0,4 procent van het bruto binnenland product (bbp), oftewel 3 miljard euro. Deze ombuiging is vooral het gevolg van het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren.
Hierdoor kan het huidge niveau van overheidsvoorzieningen betaalbaar blijven, zonder verdere aanpassingen in collectieve inkomsten en uitgaven. Wel neemt het profijt af dat mensen op oudere leeftijd hebben van de overheid. Dat concluderen de CPB-onderzoekers Bert Smid, Harry ter Rele, Stefan Boeters, Nick Draper, André Nibbelink en Bram Wouterse in het vandaag verschenen CPB Boek 12 ‘Minder zorg om vergrijzing‘.
De verbeterde houdbaarheid is terug te voeren op een aantal zaken. Hoewel de vergrijzende bevolking zorgt voor stijgende uitgaven aan AOW en collectieve zorg, wordt deze oploop gedempt door het verhogen van de AOW-leeftijd en de hervormingen in de zorg. Bovendien wordt er bezuinigd op uitgaven aan openbaar bestuur. Daarbij heeft de vergrijzing ook een positief effect op de inkomsten.
Doordat het aantal mensen dat pensioen ontvangt stijgt, lopen ook de belastingen op die daarover worden geheven. Ondanks het teruglopen van de aardgasbaten in de toekomst ontstaat per saldo toch een houdbaarheidsoverschot van 0,4 procent bbp.
Bedacht moet worden dat deze uitkomst vanzelfsprekend met onzekerheid is omgeven. Vooral van de zorguitgaven is het goed denkbaar dat ze meer stijgen dan nu wordt verondersteld. De studie verkent alternatieven om extra uitgaven aan ouderenzorg te financieren.
Een aanpalende vraag is of de verdeling van het netto profijt van de overheid sterk is veranderd door beleidsveranderingen sinds 2010, toen het CPB de vorige vergrijzingsstudie publiceerde. Het blijkt dat vooral het hoge profijt op oudere leeftijden nu lager uitkomt dan voorheen. Dat is vooral het gevolg van de hervorming in de ouderenzorg en de verhoging van de AOW-leeftijd.
Bron: CPB