Het Centraal Planbureau (CPB) heeft vandaag de Macro Economische Verkenning 2015 (MEV) gepubliceerd. De Nederlandse economie groeit dit en volgend jaar met respectievelijk 0,75% en 1,25%. De koopkracht neemt dit jaar met 1,5% toe en volgend jaar met 0,5%.
De kleine groeiversnelling van de Nederlandse economie in 2015 is vooral het gevolg van de grotere consumptie van huishoudens en het aantrekken van de investeringen door bedrijven. Maar net als in de afgelopen jaren draagt de uitvoer ook in 2015 het meeste bij aan de bbp-groei. De werkgelegenheid groeit volgend jaar licht en de werkloosheid daalt enigszins naar 6,75%. De inflatie blijft laag: 1% dit jaar en 1,25% volgend jaar. Het overheidstekort komt op 2,6% in 2014, om volgend jaar af te nemen tot 2,2% bbp. Deze daling komt vooral door tekortreducerende maatregelen in de zorg en het openbaar bestuur. De overheidsschuld loopt echter verder op tot 70,2% bbp in 2015.
Na vier jaar daling wordt nu een toename van de mediane koopkracht (1,5%) verwacht. Volgend jaar verbetert de koopkracht van het mediane huishouden met 0,5%. Ten behoeve van een betere duiding van de traditionele ‘puntenwolken’ van de koopkracht introduceert het CPB drie lijnen in de zes plaatjes die altijd worden gepresenteerd. Een middelste lijn, die de mediane koopkracht per inkomensniveau weergeeft. Daarnaast een bovenste en onderste lijn. Deze geven de boven- en ondergrens aan waarbinnen de koopkracht zich bevindt van 90% van de huishoudens op een bepaald inkomensniveau.
De belangrijkste negatieve onzekerheden komen uit het buitenland. De geopolitieke spanningen op diverse plekken in de wereld vormen een risico voor de wereldeconomie. Bij een verdere escalatie van het conflict rond Oekraïne zou de Nederlandse bbp-groei 0,25% tot 0,5% lager kunnen uitkomen. In deze raming is ervan uitgegaan dat er geen escalatie plaatsvindt en dat de relevante wereldhandel dit jaar met 2,5% en volgend jaar met 4,5% toeneemt.
In de Macro Economische Verkenning 2015 is er ook aandacht voor het oplossen van de doorsneeproblematiek voor een toekomstbestendig pensioenstelsel. Het stelsel wordt daarmee doelmatiger en beter ingericht op de veranderende arbeidsmarkt. Daarbij worden de transitiekosten van deze overgang in perspectief geplaatst en blijkt dat deze zeker niet groter zijn dan de transitiekosten van het afschaffen van de VUT.
Bron: CPB