De totale Nederlandse hypotheekschuld bedroeg eind 2011 bijna 670 miljard euro. Dit is 111 procent van het bruto binnenlands product en daarmee het hoogste van de eurozone.

Daar staat tegenover dat de waarde van alle koopwoningen tweemaal zo hoog is als de hypotheekschuld. Daarnaast hebben huishoudens spaar(beleg)depots en vorderingen op pensioenreserves die de hypotheekschuld riant overtreffen.

Hypotheekschuld, woningwaarde, spaartegoeden en pensioenaanspraken, ultimo 2011


 

Het totaal aan langlopende leningen van huishoudens is tussen 1996 en 2011 3,8 keer zo groot geworden. De waarde van de koopwoningenvoorraad werd in dezelfde periode 3,2 keer zo groot. Eind 2011 bedroeg de waarde van koopwoningen (inclusief grond) bijna 1,4 biljoen euro. Ondanks de recente daling van de huizenprijzen is de totale huizenwaarde nog altijd ruim tweemaal zo hoog als de totale hypotheekschuld. Dit neemt niet weg dat voor veel individuele huishoudens de woningwaarde lager is dan de aangegane hypotheek.

Woning- en grondwaarde van huishoudens

Veel spaargeld tegenover hypotheekschuld

Tegenover de hypotheekschuld van huishoudens staan ook spaartegoeden. Hiervan is een gedeelte gereserveerd voor de aflossing van de hypotheek aan het einde van de looptijd. Deze vorm van sparen voor hypotheekaflossing wordt de zogenoemde spaar- of beleggingshypotheek genoemd. In landen waar de hypotheekrente niet aftrekbaar is, bestaan deze hypotheekvormen niet. Hierdoor is in deze landen de relatieve hypotheekschuld weliswaar lager, maar er staat ook geen spaarhypotheekdepot tegenover. Dit wordt in internationale vergelijkingen van de hypotheekschuld wel eens over het hoofd gezien.

De totale spaartegoeden en overige deposito’s van Nederlandse huishoudens (afzonderlijke cijfers over de spaarhypotheekdepots zijn er niet) vertegenwoordigden eind 2011 een waarde van 332 miljard euro. Dit is bijna de helft van de totale hypotheekschuld. De spaartegoeden nemen sinds 2008 relatief sneller toe dan de hypotheekschuld.

Hoge pensioenreserves

Naast stortingen in spaartegoeden en overige deposito’s hebben Nederlandse huishoudens relatief veel gespaard voor hun pensioen. Eind 2011 zat er 1 140 miljard euro in de pensioenpotten, bijna twee keer de hypotheekschuld. Veel andere landen hebben weliswaar een lagere hypotheekschuld, maar ook veel minder pensioensreserves. Hiermee is de hypotheekschuld uiteraard niet geëlimineerd, want deze gelden zijn gereserveerd voor (toekomstige) gepensioneerden, ongeacht hun schuldsituatie. Maar het nuanceert wel het beeld van de vermogenspositie van Nederlandse huishoudens. De dekkingsgraden zijn overigens nog steeds lager dan gewenst.

Bron: CBS