Een groot aantal buitenlandse multinationals heeft in Nederland een bijzondere financiële instelling (bfi) opgericht. Het economisch belang van deze entiteiten voor de Nederlandse economie lijkt beperkt.
In Nederland zijn ongeveer 15.000 bijzondere financiële instellingen (bfi’s), zogenoemde brievenbusmaatschappijen, gevestigd. Met een balanstotaal van EUR 3.609 mld per eind 2017 vormen bfi’s de grootste Nederlandse financiële sector, groter dan de bancaire sector (EUR 2.281 mld). Op basis van interne statistieken die DNB verzamelt ten behoeve van de Nederlandse betalingsbalans, blijkt dat er in de periode 2013-2016 jaarlijks circa EUR 180 mld per aan fiscaal relevante inkomens (dividenden, rentes en royalty’s) via bfi’s door Nederland heen stroomt. Bij ongeveer een derde van zowel de instroom als de uitstroom van fiscaal relevante inkomens was er sprake van een transactie met een land dat voorkomt op de lijst van landen met een laag tot zeer laag vennootschapsbelastingtarief, in de volksmond belastingparadijzen genoemd.
Met het doorsluizen van fiscaal relevante inkomensstromen gaat een relatief beperkt direct economisch belang gepaard. Een schatting van de uitgaven aan loonkosten en sociale premies tezamen bedraagt tussen 2013-2016 gemiddeld minder dan EUR 1 mld per jaar, c.a. 0,3% van de totale loonsom (tabel 1). Daarnaast betaalden bfi’s circa EUR 1,4 mld aan belastingen (circa 0,9% van de totale ontvangen belastingen).
Tabel 1 – Geschatte bijdragen bfi’s aan Nederlandse economie (2013 – 2016)*
(EUR miljoen; gemiddelen per jaar)
Bron: DNB, CBS
* Noot: een deel van de in deze analyse beschreven bfi’s wordt in de macro-economische statistiek gerekend tot de sector niet financiële instellingen
Ook de werkgelegenheid die met de bfi’s in verband kan worden gebracht is beperkt. Dit blijkt uit een koppeling van de statistieken van DNB met bedrijfsregister-informatie van het CBS. In 2017 had 94% van de bekende bfi’s in het geheel geen werknemers in dienst. Bij de overige bfi’s waren in totaal ongeveer 8.100 personen werkzaam (vte). Van deze bfi’s hebben 39 instellingen 50 of meer werknemers in dienst, bij twee bfi’s werken 250 of meer personen. Daarnaast schatten we op basis van de door bfi’s gemaakte binnenlandse kosten buiten concernverband dat de bfi-sector tussen 2013-2016 gemiddeld voor circa 3.800 indirecte banen per jaar zorgde. De direct en indirect aan bfi’s gerelateerde werkgelegenheid bedraagt daarmee in totaal ongeveer 0,1% van de totale werkgelegenheid in Nederland.
Grofweg een vijfde van de bfi’s maakt deel uit van een ondernemingsgroep met bedrijven die substantiële economische activiteiten in Nederland hebben. Bij de laatstgenoemde groep bedrijven moet gedacht worden aan dochters of regionale hoofdkantoren van buitenlandse multinationals. Substantiële activiteit is hier gedefinieerd als een bedrijf met meer dan vijf arbeidsjaren aan werkgelegenheid. In deze groepsondernemingen werken in totaal 168.000 personen (vte), waarvan ongeveer twee derde in een bedrijf met meer dan 150 werknemers.
De aanwezigheid van deze ondernemingsgroepen in Nederland kan niet zonder meer worden toegeschreven aan de eerdere vestiging van de betreffende bfi’s. Uit een analyse van de oprichtingsdata van de groepsondernemingen met bfi’s die zich sinds juli 2005 in Nederland gevestigd hebben, volgt namelijk dat in minder dan een kwart van de ondernemingsgroepen de oprichting van een bfi voorafging aan de vestiging van het oudste bedrijf met substantiële economische activiteit.
Uit de DNB-analyse volgt verder dat de bfi’s die onderdeel vormen van een bedrijvengroep met substantiële economische activiteit, minder fiscaal relevant financieel verkeer hebben met landen met een laag vennootschapsbelastingtarief dan de overige bfi’s. Tussen 2013-2016 was circa de helft van de fiscaal relevante inkomensstromen van bfi’s van multinationals zonder substantiële economische activiteit in Nederland afkomstig uit landen met een laag vennootschapsbelastingtarief, of ging daar naartoe. Voor bfi’s van multinationals met substantiële economische activiteit was dit circa een kwart van de instroom en minder dan een vijfde van de uitstroom.
Al met al lijkt het economische belang van bfi’s voor de Nederlandse economie beperkt.
Bron: DNB