- In 2014 was 7,6% van de Nederlandse bevolking arm volgens de niet-veel-maar-toereikend-grens van het SCP.
- Naar verwachting is dit percentage gedaald naar 7% in 2016. Indien de toegezegde koopkrachtmaatregelen doorgaan zal die daling zich vermoedelijk voortzetten in 2017.
- In 2013 is de top 3 van de armste steden: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. In 83 van de 403 gemeenten lag het armoedepercentage op of boven het landelijk gemiddelde (7,7%). Deze gemeenten liggen relatief vaak in het noorden van het land.
- Arme gemeenten werden het hardst geraakt door de recessie. Zo steeg de armoede voor de twintig armste gemeenten uit 2007 gemiddeld met 3,4 procentpunt in 2013.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Armoede in Kaart 2016 die op 27 september 2016 is verschenen. Het is de eerste editie van een nieuwe reeks over armoede in de vorm van een digitale publicatie (‘card stack’). Iedere ‘kaart’ geeft antwoord op een onderzoeksvraag, zoals: Wat is armoede? Hoeveel armen zijn er in Nederland en wat is de verwachting voor de nabije toekomst? Waar wonen de armen? etc. De meest recente en beschikbare data waarop het onderzoek is gebaseerd, gaan over 2014.
Waar ligt de armoedegrens?
Voor het vaststellen van armoede zijn twee referentiebudgetten opgesteld. Deze geven aan hoeveel geld een alleenstaande nodig heeft voor onvermijdelijke of zeer wenselijke uitgaven. Het basisbehoeftenbudget omvat de minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare, basale zaken zoals voedsel, kleding en wonen. Dit bedraagt in 2014 voor een alleenstaande €971 per maand.
Het tweede referentiebudget, het niet-veel-maar-toereikendbudget, houdt ook rekening met zeer wenselijke uitgaven, zoals het lidmaatschap van een sport- of hobbyclub of een korte vakantie. Dit bedraagt in 2014 voor een alleenstaande €1063 per maand.
Voor een huishouden dat uit meer dan één persoon bestaat, wordt het budget berekend met behulp van een equivalentiefactor. Zo is het budget voor twee volwassenen bijvoorbeeld 1,37 x het budget van een alleenstaande (zie de bijlage voor de bijbehorende armoedegrenzen).
Hoeveel mensen zijn arm?
Met de recessie die eind 2008 inzette, is het aantal armen in de bevolking fors gestegen. In 2008 waren er ongeveer 870.000 mensen met een huishoudensinkomen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium, vijf jaar later ruim 1,25 miljoen. In procenten uitgedrukt ging het om respectievelijk en 5,6 en 7,9% van de totale bevolking. In 2014 daalde dit aantal naar 1,2 miljoen (7,6%). De verwachting is dat het armoedepercentage in 2015 en 2016 verder zal dalen naar 7%. Voor 2017 heeft het kabinet aangekondigd de koopkracht van ouderen en uitkeringsgerechtigden te willen repareren. Bij een koopkrachtverbetering van 1% zal de armoede in 2017 vermoedelijk uitkomen op 6,8%.
Hoeveel komen de armen in totaal tekort?
Om het totale inkomenstekort van de arme huishoudens aan te vullen, zou jaarlijks ongeveer € 2,2 miljard nodig zijn. Het aanvullen van de tekorten betekent niet dat het probleem ook is opgelost: de achterliggende oorzaken van armoede (werkloosheid, ziekte of schulden) neem je er immers niet mee weg.
Waar wonen de armen in Nederland?
De drie grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag telden in 2013 de meeste armen. Het gaat om respectievelijk 14,4%, 14,1% en 13,4% van de stedelingen, terwijl het landelijk gemiddelde op 7,7% ligt. Van de gemeenten met een armoedepercentage van boven 7,7% ligt bijna de helft in Groningen, Friesland of Drenthe. Het armste postcodegebied ligt in Rotterdam (PC 3034, Crooswijk).
Welke groepen mensen lopen meer kans op armoede?
Zelfstandigen, bijstandsontvangers en niet-westerse migranten lopen een bovengemiddeld risico op armoede. Het gemiddelde voor de totale bevolking lag in 2014 op 7,6% maar bij deze groepen ging het om respectievelijk 12%, 44% en 19%. Daarentegen bedraagt het aandeel armen onder de ouderen 3%, waarmee deze groep ver onder het landelijke gemiddelde blijft.
Ook kinderen hebben een bovengemiddelde kans om in armoede op te groeien. In 2014 bedroeg het aantal arme kinderen iets minder dan 380.000; dit is 11% van alle kinderen in Nederland. Van de kinderen met een niet-westerse achtergrond is 28% arm en van de kinderen uit gezinnen met een bijstandsuitkering leeft 58% in armoede.
Net als in de totale bevolking is ook bij de risicogroepen te zien dat de armoede tussen 2013 en 2014 is gedaald.
Wat kan het beleid aan armoede doen?
In principe heeft de overheid verschillende mogelijkheden om de armoede tegen te gaan, bijvoorbeeld door maatregelen die (direct of indirect) het besteedbare inkomen verhogen of die de prijzen stabiliseren of verlagen. Op de lange termijn lijkt het vooral zinvol om te investeren in onderwijs en sociaal kapitaal. Op de kortere termijn is de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen een punt van aandacht. Andere aspecten zijn de ontoereikendheid van het bijstandsniveau voor (eenouder)gezinnen met meerdere kinderen, en de ongunstige arbeidsmarktkansen voor bijvoorbeeld mensen met een beperking en niet-westerse migranten.
Bron: Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)