De betekenis van de werkloosheid als maatstaf voor de spanning op de arbeidsmarkt neemt af.
Naast werklozen willen een miljoen werkenden meer uren werken. Nog eens een half miljoen Nederlanders participeren nu niet op de arbeidsmarkt, maar willen dat wel. Dit onderbenutte arbeidspotentieel drukt mogelijk de loongroei.
Onderbenutting van het arbeidspotentieel
Het werkloosheidspercentage is de meest gebruikte maatstaf voor de spanning op de arbeidsmarkt. De relevantie van deze maatstaf neemt echter gestaag af. De arbeidsmarkt is ruimer dan dit percentage aangeeft: er zijn namelijk veel meer mensen op zoek naar een baan of meer werk dan alleen werklozen. In het laatste kwartaal van 2015 telde Nederland 591 duizend werklozen, maar tegelijkertijd was er bijna een miljoen werkenden (werknemers én zelfstandigen) die meer uren zouden willen werken.
Meer dan de helft van hen is direct (binnen twee weken) beschikbaar voor een grotere of extra baan. Ook zijn er Nederlanders die momenteel niet participeren op de arbeidsmarkt, maar die wel willen werken. Zo zijn er 131 duizend ontmoedigden, mensen die hun zoektocht naar een baan hebben opgegeven. Daarnaast zijn er nog eens 330 duizend mensen die weliswaar niet direct beschikbaar zijn, maar wel graag willen werken. Bijvoorbeeld studenten die in de afrondende fase van hun studie zitten. Al deze personen tellen niet mee in de werkloosheidsstatistieken, maar een kwart van deze personen solliciteert wel op vacatures. Alles bij elkaar is het onderbenutte arbeidspotentieel – de som van werklozen, personen die meer uren zouden willen werken en niet-actieven die wel willen werken – momenteel 3,5 keer zo groot als het aantal werklozen.
De meeste werkenden die meer uren zouden willen werken zijn vrouw (59%) en hebben een deeltijdbaan (84%). Dat vrouwen vaker op zoek zijn naar meer werk is niet verrassend, zij werken immers vaker in deeltijd. Onder de niet-actieven valt op dat 44% van de ontmoedigden 55 jaar of ouder is, terwijl het aandeel ouderen met werk of in de werkloosheid ongeveer de helft lager is. Het grote aandeel ontmoedigde ouderen heeft te maken met de veel kleinere kans van ouderen om vanuit werkloosheid een baan te vinden. Een deel van hen keert vervolgens de arbeidsmarkt de rug toe.
Bovenstaande figuur laat niet alleen zien dat de arbeidsmarkt veel ruimer is, maar ook dat iedere groep zijn eigen dynamiek kent. Het aantal werklozen is het meest conjunctuurgevoelig: het aantal neemt langzaam af nu de economie weer aantrekt. Andere groepen zijn veel minder conjunctuurgevoelig. Het aantal mensen dat meer uren wil werken is sinds 2013 min of meer gelijk gebleven. Het aantal mensen dat niet actief participeert op de arbeidsmarkt, maar eigenlijk wil werken, groeit onverminderd door.
Onderbenutting bij zzp’ers aanzienlijk
Onder de werkenden die meer uren willen werken, bevindt zich ook een groot aantal zzp’ers. Volgens het CBS wil 16% van de één miljoen zzp’ers meer uren werken. Dat is aanzienlijk en relatief groter dan onder werknemers, daar wil 11% meer uren werken. Zzp’ers werken daarentegen gemiddeld 34 uur per week, dat is meer dan een werknemer (30 uur per week). Dit gemiddelde maskeert echter dat bijna de helft (45%) van alle zzp’ers een deeltijdbaan heeft. Van de deeltijd-zzp’ers wil 28% meer uren werken.
Uit de Zzp-enquête 2015 van CBS en TNO blijkt bovendien dat een op de acht zzp’ers op zoek is naar een baan als werknemer. Dat zijn zo’n 125 duizend personen. Onvoldoende werk lijkt daarbij een rol te spelen: zzp’ers die op zoek zijn naar een baan als werknemer werken gemiddeld 26 uur per week, maar geven aan liever 35 uur per week te willen werken. Kortom, een aanzienlijk aantal zzp’ers wil minimaal een dag extra per week aan de slag.
Ruime arbeidsmarkt drukt de loonontwikkeling
Door alleen te kijken naar het werkloosheidspercentage om de spanning op de arbeidsmarkt te bepalen, wordt de ruimte op de arbeidsmarkt onderschat. Ondanks het economisch herstel en de dalende werkloosheid blijft de loongroei in Nederland vooralsnog bescheiden. Het fors toegenomen onderbenutte arbeidspotentieel kan dat misschien voor een deel verklaren. Er zijn meer mensen op zoek naar een baan of extra werk dan alleen werklozen. Daardoor is het opwaartse effect van de dalende werkloosheid misschien minder groot dan verwacht.
Uiteraard spelen meerdere factoren een rol bij de loonvorming, maar onderzoek door de Chicago Fed uit 2014 laat zien dat de reële loonontwikkeling net zo zeer bepaald wordt ontwikkelingen in het aantal onvrijwillige deeltijders (die op zoek zijn naar meer uren werk) als door de ontwikkeling van de werkloosheid. Voorzitter van het Amerikaanse stelsel van centrale banken, Janet Yellen, kijkt daarom al langer naar meer maatstaven dan het traditionele werkloosheidcijfer om de spanning op de arbeidsmarkt te duiden.
Bron: De Nederlandse Bank (dnb.nl)