Het aantal Nederlanders dat in het tweede kwartaal van 2020 op vakantie ging was 65 procent lager dan in het tweede kwartaal van 2019. De daling is veruit het grootst voor vakantiegangers met een buitenlandse bestemming, 98 procent in april en mei. Het aantal Nederlanders dat op vakantie ging in eigen land herstelde zich gedurende het tweede kwartaal. Dat meldt het CBS op basis van de nieuwste cijfers uit het vakantieonderzoek.
In het tweede kwartaal van 2020 zette de in maart ingezette daling van het aantal Nederlandse vakantiegangers door. In april gingen minder dan 400 duizend mensen op vakantie, 88 procent minder (2,7 miljoen mensen) dan in april 2019. Hiermee bereikte het aantal Nederlanders op vakantie een historisch dieptepunt. Mei telde 3,4 miljoen Nederlandse vakantiegangers minder, een daling van 77 procent ten opzichte van vorig jaar. In juni was het verschil met 2019 met 55 procent weer iets kleiner (2,8 miljoen vakantiegangers minder).
Nauwelijks nog buitenlandse vakanties, voorzichtig herstel vakanties in eigen land
Nederlanders gingen in het tweede kwartaal van 2020 vanwege de coronacrisis vrijwel niet meer op vakantie naar het buitenland, met in april en mei een daling van 98 procent ten opzichte van 2019. In april gingen slechts 36 duizend, en in mei 69 duizend Nederlanders op een buitenlandse vakantie. Dit is een aanzienlijk grotere daling dan voor binnenlandse vakanties, met een afname van 72 procent in april en 46 procent in mei. In juni was het aantal Nederlanders dat op vakantie ging in eigen land nog maar 19 procent lager dan het jaar daarvoor. Voor vakanties naar het buitenland is er dan nog nauwelijks sprake van herstel; het aantal vakantiegangers is 87 procent lager dan in juni 2019.
Vakantie-uitgaven met bijna 90 procent gedaald
In het tweede kwartaal van 2020 gaven Nederlanders 0,6 miljard euro aan vakanties uit, tegen ruim 5,4 miljard euro in dezelfde periode in 2019. Dat is 88 procent minder. Ook in de uitgaven worden vooral de buitenlandse vakanties getroffen, met een daling van 96 procent. De uitgaven aan vakanties in eigen land daalden met 51 procent.
In april 2020 daalden de buitenlandse vakantie-uitgaven van Nederlanders naar 21 miljoen euro, om vervolgens in mei nog verder af te nemen tot 15 miljoen euro. Dit is een daling van achtereenvolgens 98 en 99 procent ten opzichte van dezelfde maanden in 2019. In juni stegen de uitgaven weer enigszins tot 142 miljoen euro, 93 procent lager dan vorig jaar. De uitgaven aan vakanties in eigen land waren in het tweede kwartaal van 2020 eveneens fors lager: 455 miljoen, tegen 922 miljoen euro in 2019. Het dieptepunt lag in april met 35 miljoen euro (83 procent lager dan in april 2019). Daarna stegen de uitgaven naar 114 miljoen euro in mei (58 procent lager) en 306 miljoen euro in juni (31 procent lager).
Meer uitgegeven aan vakanties in eigen land dan in buitenland
Er werd in het tweede kwartaal van 2020 meer uitgegeven aan vakanties in Nederland dan aan vakanties naar het buitenland. Normaal gesproken zijn de uitgaven aan buitenlandse vakanties 4 tot 5 keer zo hoog. Voor vakanties in eigen land laten de cijfers in het tweede kwartaal een voorzichtig herstel zien. Het aantal mensen dat in Nederland op vakantie ging is in juni 2020 nog 19 procent lager dan in juni 2019. Het herstel van de uitgaven aan vakanties in Nederland blijft hier bij achter, en is dan nog 30 procent lager dan vorig jaar.
Bron: CBS