Eind september 2021 ontvingen 419 duizend personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd een algemene bijstandsuitkering. Dat zijn er bijna 5,5 duizend minder dan een jaar eerder en ruim 2 duizend minder dan eind maart 2020, net voor het begin van de coronacrisis. Dit blijkt uit nieuwe kwartaalcijfers van het CBS. Bijstandsgerelateerde uitkeringen, zoals die op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), zijn niet meegenomen.
Voor het tweede kwartaal op rij waren er minder bijstandsontvangers dan een jaar eerder. Deze afname is terug te zien in elke leeftijdsgroep, en varieert van ruim duizend personen bij jongeren (tot 27 jaar) tot ruim 3,5 duizend bij 27- tot 45-jarigen.
Uitstroom groter dan instroom
De groei of krimp van het aantal bijstandsontvangers is het saldo van instroom en uitstroom. De meest recente stroomcijfers hebben betrekking op het tweede kwartaal van 2021. In dat kwartaal stroomden 20,1 duizend personen de bijstand in, en waren er 24,8 duizend mensen die de bijstand verlieten. De uitstroom lag dus hoger dan de instroom. In vier van de vijf voorgaande kwartalen was dat omgekeerd. Alleen in het derde kwartaal van 2020 was de uitstroom ook iets hoger dan de instroom. De uitstroom in het derde kwartaal is doorgaans hoger dan in de andere kwartalen van een jaar.
De uitstroom vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is niet meegeteld. In het eerste half jaar van 2021 waren dat 3 duizend personen. In 2021 is de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar en 4 maanden, net als in 2020.
Alleenstaanden door de jaren heen grootste groep bijstandsontvangers
Tussen mannen en vrouwen in de bijstand zijn duidelijk verschillen met betrekking tot de thuissituatie. Hierover zijn cijfers beschikbaar van het eerste kwartaal van 2021. Aan het einde van dat kwartaal ontvingen 430 duizend personen tot de AOW-leeftijd een bijstandsuitkering.
Alleenstaanden vormden met 43 procent de grootste groep als wordt gekeken naar de situatie thuis. Ongeveer 20 procent van de bijstandsgerechtigden was alleenstaande ouder, 19 procent maakte deel uit van een koppel met kinderen en 9 procent had een partner en geen kinderen thuis.
Van vrouwen met bijstand was in het eerste kwartaal 33 procent alleenstaande ouder, van mannen 3 procent. Zowel bij mannen als bij vrouwen vormden alleenstaanden zonder kinderen thuis de grootste groep: bij mannen ging het om meer dan de helft (55 procent), onder vrouwen bedroeg het aandeel 34 procent.
Bij vergelijking van de cijfers van het eerste kwartaal van 2011, 2016 en 2021 blijkt dat er niet veel is veranderd in de verhoudingen tussen de verschillende thuissituaties van bijstandsontvangers. Alleen bij vrouwen was er een duidelijke afname van het percentage alleenstaande ouders, van 39 naar 33.
Bron: CBS