Uit een onderzoek van Panteia blijkt dat op dit moment slechts een kwart van de bedrijven in het Nederlandse MKB op de hoogte is van ratings en het gebruik ervan door krediet­ver­strek­kers.

Nu gisteren de aankondiging kwam van een door Euronext, Robeco, ABN Amro, ING, en de pen­sioen­­uitvoerders MN en Syntrus Achmea gesponsord fonds om leningen aan het MKB te verstrek­ken, krijgt het beginsel van ratings een nieuwe dimensie. Temeer omdat Panteia schrijft:

“Het verstrekken van kredieten aan het MKB wordt door de verstrekkers als risicovol gezien. Een manier om beter te kunnen beoordelen of een bedrijf solide is en in staat om de verstrekte lening terug te betalen, is het gebruik van rating.”

In Nederland wordt, volgens Panteia, “weinig gebruik gemaakt van ratings voor MKB-bedrijven en is die optie ook weinig bekend.” Ook blijkt dat op dit moment slechts een kwart van de bedrijven in het Nederlandse MKB op de hoogte is van ratings en het gebruik ervan door kredietverstrekkers.

Rating stimuleert inzicht in bedrijfsvoering en kredietwaardigheid bedrijven

Een rating is een in een code uitgedrukte waardering van het bedrijf, zoals AAA, AA, A, BBB tot B en of CCC tot C en zelfs D. Zo wordt b.v. door banken de ondernemingen die een lagere rating hebben dan BBB niet voldoende betrouwbaar geacht en wordt op grond van de profielschets van particulieren ontraden om hierin geld te steken.

Betrouwbaarheid van partijen

Onderzoek aan de Universiteit in Brussel toont aan de accountants 75% fouten maken in het vóóraf waarschuwen voor een faillissement. [De z.g.n. Non Discovery]. En als zij dan al een waarschuwing geven, dan wordt die waar­schuwing nota bene in 85% NIET gevolgd door een faillissement. [De z.g.n. False Discovery].

Zouden de echte BIG THREE raters dit beter doen? De feiten leren anders. Bij een totaal van 100.000 ratings en 1700 faillissementen van S&P zou je mogen verwachten dat bijvoorbeeld al die faillisse­menten één jaar voorafgaande aan het faillissement in de C klasse genomineerd zouden worden. Niets is minder waar. Bij S&P worden er in de C-klasse verzameling 2400 namen als mogelijke faillissementen gedeponeerd, terwijl er slechts 630 daarvan echt failliet gaan. De z.g.n. “False Discovery” is dus 74% (1770/2400). De z.g.n. “Non Discovery” is 63% ((1700-630)/1700).

Misplaatste allure

Om toch enigszins de allure van betrouwbaarheid te genereren wordt echter door S&P, maar ook door de in de inleiding genoemde partijen, alles wat lager is dan BBB op één “non investable “ hoop gegooid. Junkbedrijven. Dat wil zeggen dat de groep “afgekeurden”, lees BB tot en met C, bij S&P oploopt tot 36.000. In feite worden er 36.000 van de 100.000 als non investables gestigmatiseerd, terwijl er van die 36.000 stuks maar 1615 stuks écht zullen failleren.

Om toch de “Non Discovery” (1700-85)/1700 naar het aanvaardbare peil van 5% te krijgen, worden er wat betreft de “False Discovery” er 36000-1615 ofwel 34385 van de 36000…..let wel 95% in het verdomhoekje gezet en kunnen die ondernemingen slechts tegen héél hoge toeslagen geld lenen.

Voorbeeld

Afgelopen jaren beoordeelden wij de Corporate Bond van Haniel. Haniel is een Duitse onderneming en bestaat inmiddels 268 jaar. Iets langer dan het Koningrijk der Nederlanden. Een onberispelijke staat van dienst, maar wel beoordeeld op hun 500 miljoen Eurolening met een BB status. Junk en non investable, volgens de voorgaande redenatie. Gelukkig beoordeelden wij de onderneming anders en verheugen de cliënten van het Effectenhuis Commissionairs te Amsterdam zich thans in een stand van 114% op de beurs van Franfurt.

Leerproces  

Panteia zegt terecht dat indien MKB-bedrijven ratings gaan gebruiken voor de bedrijfsvoering en financiering kan dit een leerproces in gang zetten. Bijna tweederde van de bedrijven zou de eigen rating gebruiken om inzicht te krijgen in de eigen kredietwaardigheid. Wat dat betreft is er geen verschil naar bedrijfsgrootte. De helft van de bedrijven zou een eigen rating zonder meer gebruiken voor een kredietaanvraag, maar één op de drie zegt expliciet dat alléén te doen in het geval van een gunstige score.

Het probleem dat dan echter zal ontstaan zal de kwaliteit van die ratings zijn. Aangezien alle hiervoor genoemde partijen blijkens hun beleggings­resultaten geen enkele extra toegevoegde waarde kunnen leveren, is al evenmin aan te nemen dat zij w.b. de kwaliteit van hun ratings echte potten kunnen breken. Diegenen die dus geld willen lenen en volgens die partijen in 95% van de gevallen als  “False DIscoveries” worden betiteld, worden op die manier al bij voorbaat van mogelijke financiering uitgesloten.

Willem Okkerse is CEO van het OK-Rating Institute in Rotterdam en Chairman van het Rating Committee van het European Rating House in Brussel.

Bron: OK-Rating Institute