De koopkracht van de Nederlandse bevolking steeg met 2,7 procent in 2016, de sterkste stijging sinds 2007. Het gaat hier om de doorsnee toename, tussen individuen kan de koopkrachtontwikkeling sterk verschillen. Voor werknemers was de koopkrachtwinst met 4,9 procent het hoogst in 15 jaar tijd. Gepensioneerden zagen hun koopkracht het minst toenemen. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
De stijging van de koopkracht in 2016 was mede het gevolg van een miljardenpakket aan maatregelen voor lastenverlichting en een toename van de cao-lonen met gemiddeld 1,8 procent. Daarnaast werd de koopkracht nauwelijks gedrukt door de stijging van de consumentenprijzen (slechts 0,3 procent). Het betreft de doorsnee koopkrachtstijging: van de ene helft van de bevolking steeg de koopkracht met 2,7 procent of meer, van de andere helft groeide de koopkracht minder dan 2,7 procent. Bij een stijging van de koopkracht groeit het inkomen meer dan het gemiddeld prijsniveau en kunnen meer goederen en diensten worden gekocht. Van 1 op de 3 Nederlanders daalde de koopkracht in 2016.
Hoogste koopkrachtwinst voor werknemers in 15 jaar
Werknemers hadden in doorsnee met 4,9 procent de grootste koopkrachtstijging in 2016. Naast de gestegen cao-lonen profiteerden zij van fiscale maatregelen zoals een verhoging van de arbeidskorting en een verlaging van het tarief in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting. Ondanks deze lastenverlichting op arbeid daalde de koopkracht vorig jaar bij 28 procent van de werknemers, bijvoorbeeld omdat zij minder uren gingen werken.
De koopkrachtstijging van zelfstandigen is voorlopig geraamd op 1,8 procent. Hun inkomen bestaat vooral uit winst. Voor een deel van de zelfstandigen is die nog niet definitief vastgesteld. Zelfstandigen hadden voordeel van dezelfde fiscale maatregelen als werknemers, maar betaalden wel een hogere inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Daarbij varieert de koopkrachtontwikkeling binnen de groep zelfstandigen fors. Terwijl de koopkracht bij een vijfde van de zelfstandigen met ten minste 12,5 procent daalde, nam deze bij een even grote groep toe met 18 procent of meer.
Bescheiden koopkrachtstijging voor gepensioneerden
Gepensioneerden zagen hun koopkracht in doorsnee met 0,9 procent toenemen. In veel gevallen hadden pensioenontvangers profijt van een verhoging van de ouderenkorting, maar ze hadden ook nog steeds te maken met het niet of beperkt indexeren van aanvullende pensioenen. Daarnaast betekende het afschaffen van de ouderentoeslag dat een deel van de gepensioneerden meer belasting over hun vermogen moest betalen.
Koopkracht gezinnen stijgt door gunstige kindregelingen
De koopkracht van (personen in) eenoudergezinnen steeg in doorsnee met 3,4 procent. Paren met kinderen gingen er 5,0 procent op vooruit. Dit was mede het gevolg van een verhoging van de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De gunstige kindregelingen betekenden voor een vijfde van alle gezinnen een koopkrachtstijging van ruim 14 procent of meer.
Voor driekwart van de paren met kinderen is inkomen als werknemer de belangrijkste inkomensbron. Hun koopkrachtwinst is daarom vergelijkbaar met die van werknemers. Van de paren zonder kinderen ontvangt bijna de helft vooral pensioen, waardoor hun koopkracht minder toenam.
Bron: CBS