- Dit is ongeveer 15% van de volwassen Nederlanders die zelfstandig wonen. Zij kregen hulp bij dagelijkse handelingen, zoals het doen van het huishouden, het zichzelf aan- en uitkleden of het verzorgen van wonden.
- De ontvangen zorg en ondersteuning kwam vooral van mensen uit het sociale netwerk en was het vaakst hulp bij het huishouden.
- In een op de vijf gevallen is er sprake van meer dan één type helper.
- Circa 60% van de volwassen bevolking is bekend met het Wmo-loket en ongeveer 5% had ook daadwerkelijk contact.
- 8% van de volwassen bevolking zegt behoefte te hebben aan meer zorg en ondersteuning.
Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek Zorg en ondersteuning in Nederland: kerncijfers 2015 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). In deze notitie geven wij een actueel beeld van hoeveel zorg en ondersteuning zelfstandig wonende Nederlandse volwassenen van 18 jaar of ouder in 2015 ontvangen en van wie. Wij gaan ook in op de vraag of mensen de hulp ontvangen die zij nodig hebben en brengen in kaart in hoeverre mensen het Wmo-loket kennen en er contact mee hebben.
Deze publicatie is de tweede in de reeks Zorg en ondersteuning in Nederland: kerncijfers.
15% van de volwassen Nederlanders krijgt zorg en ondersteuning aan huis
Dat zijn naar schatting iets minder dan 2 miljoen mensen. De groep bestaat vooral uit mensen met ernstige lichamelijke beperkingen, ouderen, alleenwonenden en mensen met een laag inkomen.
De zorg en ondersteuning bestaat uit hulp bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen, zoals het doen van het huishouden, het zichzelf aan- en uitkleden of het verzorgen van wonden. Een groot deel van deze zorg en ondersteuning krijgen zij van de partner, volwassen kinderen, ouders, buren, vrienden of vrijwilligers. Ongeveer 9% van de Nederlanders ontvangt deze informele hulp. Publiek en particulier gefinancierde hulp komen iets minder vaak voor: respectievelijk ruim 6% en ongeveer 3%. Hulp in het huishouden is het type hulp dat het meest wordt ontvangen (11%). Persoonlijke verzorging en begeleiding (beide 4%) en verpleging (2%) krijgen Nederlanders beduidend minder vaak.
Meerdere typen helpers komt relatief weinig voor
Bij het totaal aan ontvangen zorg en ondersteuning is in een op de vijf gevallen sprake van meerdere typen helpers. Het gaat meestal om informele hulp plus publiek gefinancierde professionals, gevolgd door de combinatie van informele en particulier gefinancierde hulp. Begeleiding krijgen mensen het vaakst van meer dan één type helper (in bijna 17% van de gevallen). Verpleging krijgen zij het vaakst alleen van publiek gefinancierde professionals (62%).
Zes op de tien Nederlanders is bekend met het Wmo-loket
Sinds 2015 is de verantwoordelijkheid van gemeenten voor zorg en ondersteuning uitgebreid. Mensen kunnen onder andere terecht bij het Wmo-loket van de gemeente voor de aanvraag van huishoudelijke hulp, begeleiding, woningaanpassingen, hulpmiddelen en vervoer. Ongeveer 60% van de Nederlandse 18-plussers is bekend met het loket en ongeveer 5% heeft ook daadwerkelijk contact gehad. Zowel de bekendheid van het loket als het contact ermee is het grootst onder mensen met beperkingen en ouderen.
Deel van Nederlanders wil meer zorg en ondersteuning
Ongeveer 8% van de zelfstandig wonende Nederlandse volwassenen stelt dat zij meer hulp nodig hebben dan zij ontvangen. Twee derde van hen ontvangt al een vorm van zorg en ondersteuning, een derde nog helemaal niet. Er is vooral behoefte aan (meer) hulp bij het huishouden (5%) en begeleiding (3%).
Onderzoek Zorggebruik
De publicatie is gebaseerd op het Onderzoek Zorggebruik (OZG). Dit onderzoek voert het SCP uit in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De dataverzameling bevat unieke gegevens over zowel gezondheidsbeperkingen als de ontvangen professionele en informele zorg en ondersteuning. In de publicatie wordt voorzichtig omgegaan met de vergelijking tussen de cijfers uit 2015 en die uit het voorgaande jaar. Om immers van trends te kunnen spreken, hebben we gegevens over een langere periode nodig.