In het tweede kwartaal van 2017 waren er ruim 1,3 miljoen mensen zonder werk die zochten en/of beschikbaar waren voor werk of die in deeltijd werkten en meer uren wilden werken. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
Deze groep van 1,3 miljoen mensen is in drieën te verdelen. Op de eerste plaats mensen die geen betaald werk hadden, actief naar een baan gezocht hebben én daarvoor direct beschikbaar waren (ILO-werkloosheidsindicator). In het tweede kwartaal waren dat er 451 duizend. Daarnaast mensen zonder werk die óf naar werk hebben gezocht óf hiervoor direct beschikbaar waren (436 duizend). En ten slotte deeltijdwerkers die meer uren wilden werken en hiervoor direct beschikbaar waren (460 duizend). ‘Beschikbaar’ wil in dit verband zeggen dat mensen aangeven binnen twee weken te kunnen beginnen met werken.
Hoewel verschillende definities mogelijk zijn, volgt het CBS voor de aanduiding van deze drie groepen de internationaal gangbare definitie ‘onbenut arbeidspotentieel’. Sinds 2014 krimpt dit arbeidspotentieel. Een jaar geleden waren er nog 209 duizend personen meer die hiervan deel uitmaakten. Onder 55-plussers is de afname iets later begonnen.
Stroomschema wisselingen arbeidsmarkt
De groep mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die zoeken en direct beschikbaar zijn wordt volgens de standaard van de International Labour Organization (ILO) met werkloos aangeduid. Dit werkloosheidscijfer omvat niet iedereen zonder werk die wil werken, of in deeltijd werkt maar meer uren zou willen werken. CBS beschrijft deze groepen op basis van aanvullende indicatoren. Deze vormen samen met de werklozen het onbenut arbeidspotentieel.
887 duizend mensen beschikbaar voor en/of op zoek naar werk
In het tweede kwartaal van 2017 waren er in Nederland 12,9 miljoen inwoners tussen de 15 en 75 jaar. Hiervan waren er bijna 8,6 miljoen aan het werk. Naast de werkenden zijn er 4,3 miljoen personen die geen betaald werk hebben. Het overgrote deel daarvan (3,2 miljoen) wil of kan niet werken, bijvoorbeeld vanwege hoge leeftijd, arbeidsongeschiktheid of zorg voor het gezin. Ook waren er in het tweede kwartaal 203 duizend mensen die wel wilden werken, maar hiervoor niet beschikbaar waren en niet hadden gezocht.
De rest, een groep van 887 duizend personen, vormt het onbenut arbeidspotentieel zonder werk. Ongeveer de helft hiervan (451 duizend) is op zoek naar werk én daarvoor direct beschikbaar. Op deze groep is het werkloosheidscijfer (ILO werkloosheidsindicator) gebaseerd. In het tweede kwartaal telde deze groep 106 duizend personen minder dan een jaar eerder. Ook onder 55-plussers vormen de werklozen de helft van het onbenut arbeidspotentieel zonder werk.
De andere helft van het onbenut arbeidspotentieel zonder werk bestaat uit personen die gezocht hebben naar werk maar niet beschikbaar zijn of die beschikbaar zijn maar niet hebben gezocht. Dit aantal is ten opzichte van een jaar eerder met 39 duizend gedaald tot 436 duizend. Hiertoe behoren ook de “ontmoedigden”, degenen die wel zouden kunnen beginnen, maar niet actief zoeken omdat ze hier weinig resultaat van verwachten.
460 duizend deeltijdwerkers willen meer uren werken
Dan is er ook nog een onbenut arbeidspotentieel mét werk. Daarbij gaat het om deeltijdwerkers die meer uren willen werken en direct beschikbaar zijn. In het tweede kwartaal van 2017 waren dit er 460 duizend. Wanneer ook deze onderbenutte deeltijdwerkers worden meegenomen, komt het totale onbenut arbeidspotentieel uit op ruim 1,3 miljoen mensen.
Onbenut arbeidspotentieel zonder werk neemt af
Het onbenut arbeidspotentieel zonder werk nam sinds het begin van de crisis in 2008 toe tot bijna 1,2 miljoen personen in het tweede kwartaal van 2014. Vanaf 2015 is dat aantal gaan dalen, vooral door een afname van het aantal werklozen. De werkloosheid houdt het sterkst verband met schommelingen in de economische conjunctuur. Ook het onbenut arbeidspotentieel mét werk is gedaald. Op het hoogtepunt waren er bijna 600 duizend deeltijdwerkers die meer uren wilden werken. In het afgelopen kwartaal waren dat er nog 460 duizend.
Onder 55-plussers is deze daling van het onbenut arbeidspotentieel zonder werk later ingezet dan onder jongere leeftijdsgroepen. In het tweede kwartaal van 2017 behoorden 217 duizend 55-plussers tot het onbenut arbeidspotentieel zonder werk. Alleen onder jongeren is deze groep nog groter. In het afgelopen kwartaal bestond deze uit 265 duizend personen. Bovendien geven jongeren die in deeltijd werken het vaakst aan meer uren te willen werken (117 duizend). Het onbenut arbeidspotentieel is daarmee niet alleen in absolute zin, maar ook in relatieve zin het grootst onder jongeren.
3,4 miljoen mensen niet gezocht én niet beschikbaar
Er is ook nog een groep mensen zonder werk die niet behoren tot het onbenut arbeidspotentieel. Dat zijn de 3,4 miljoen mensen die niet gezocht hebben en niet beschikbaar zijn voor werk. Een relatief kleine groep onder hen (203 duizend personen) heeft niet recent gezocht en is ook niet direct beschikbaar, maar wil wel betaald werk.
De overige 3,2 miljoen wil of kan niet werken. Het vaakst is dit vanwege pensionering. Voor bijna 1,6 miljoen mensen is dit de reden om niet op zoek te gaan en beschikbaar te zijn voor werk. Het merendeel van hen is dan ook 65 tot 75 jaar. Bij ruim de helft van de 55- tot 65-jarigen die niet willen of kunnen werken is ziekte of arbeidsongeschiktheid de reden. Bij 15- tot 25-jarigen gaat het juist vaker om het volgen van een opleiding of studie.
Enquête Beroepsbevolking
Gegevens over de arbeidsmarkt, zoals vermeld in dit artikel, haalt het CBS uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Dit is een uitgebreid panelonderzoek, waarin mensen wordt gevraagd naar hun relatie tot de arbeidsmarkt.
Bron: CBS